31195 |
loodgieterij |
werkhuis:
werkǝs (L423p Stokkem)
|
Werkplaats van een loodgieter. [N 64, 162c; monogr.]
II-11
|
31658 |
loodgietersmes |
knijp:
knip (L423p Stokkem)
|
Al dan niet inklapbaar mes met gebogen blad dat door de loodgieter wordt gebruikt om er lood mee te snijden. Het heft is doorgaans van hout, volgens Tabak (pag. 122) ook van leer. Zie ook afb. 246. [N 64, 5]
II-11
|
31661 |
loodklopper |
bat:
bat (L423p Stokkem),
klopper:
klo̜pǝr (L423p Stokkem)
|
Houten werktuig waarmee men bladlood of zink in de gewenste vorm kan kloppen. Zie ook afb. 249. [N 64, 41b; N 66, 25; monogr.]
II-11
|
31516 |
loodpan, gietlepel |
loodlepel:
lūtlēpǝl (L423p Stokkem),
tinlepel:
tinlēpǝl (L423p Stokkem)
|
Soort pan of grote scheplepel met schenklip waarin soldeersel of lood gesmolten kan worden. Zie ook afb. 190a. De gietlepel is doorgaans een kleinere uitvoering van de loodpan. Hij wordt gebruikt om lood of soldeersel af te scheppen en te gieten. Vgl. afb. 190b-c. [N 33, 197; N 33, 310-311; N 64, 18a-b]
II-11
|
30579 |
loodvergiftiging |
loodziekte:
lǭt˲zēktǝ (L423p Stokkem)
|
Beroepsziekte die vooral voorkomt bij mensen die veel met lood of loodhoudende stoffen werken. Zie ook het lemma "loodvergiftiging" in Wld II.9, pag. 186. "Een karakteristiek symptoom der loodvergiftiging is blauw worden van het tandvleesch; er vormt zich een blauwige zoom langs de bruin of zwart geworden tanden. Allerlei storingen van het zenuwstelstel zijn bij heviger aanvallen het gevolg; dikwijls treedt de z.g. loodkoliek op, die vooral ʔs nachts zeer pijnlijk is. In allerlei zenuwcentra kunnen verlammingen optreden, vooral in de strekspieren der armen" (Zwiers II, pag. 37). [N 64, 166]
II-11
|
33250 |
loof van de bieten afplukken |
afbladen:
āfblāi̯ǝ (L423p Stokkem)
|
Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.]
I-5
|
21686 |
loon |
daghuur:
ps. omgespeld volgens Frings.
dāg"r (L423p Stokkem),
quinzime (fr.):
ps. omgespeld volgens Frings.
kəzeͅm (L423p Stokkem),
traktement:
ps. omgespeld volgens Frings.
traktəmeͅnt (L423p Stokkem)
|
loon, wat men verdient [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20132 |
loops |
loops:
luips (L423p Stokkem),
lø͂ͅu̯pš (L423p Stokkem)
|
loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)]
III-2-1
|
24678 |
loot, nieuw uitgelopen twijgje |
loot:
loat (L423p Stokkem)
|
loot
III-4-3
|
17817 |
lopen |
lopen:
laupen (L423p Stokkem),
laupə (L423p Stokkem, ...
L423p Stokkem),
lǫu̯.pǝ (L423p Stokkem)
|
lopen [ZND m], [ZND m] || lopen: Hebt ge Klaas zien lopen ? [ZND 44 (1946)] || Uit de gevraagde toelichting en bij vraag N 8, 82 blijkt dat gaan de betekenis van "stappen", "stapvoets gaan" heeft, lopen die van "snel lopen" of "draven". [JG, 1b; N 8, 81a en 82]
I-9, III-1-2
|