23402 |
marianum |
marianum:
marianum (L423p Stokkem)
|
Een groot, soms tweezijdig Mariabeeld, staande op wolken of op de maansikkel, dat van boven uit het gewelf af neerhangt, Marianum. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23877 |
mariaoord |
lieve-vrouwbedevaartplaats:
liefvrouwbeivertplaats (L423p Stokkem)
|
Een genadeoord van Maria, Mariaoord. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23746 |
mariascapulier |
scapulier:
sjappeleer (L423p Stokkem)
|
Een Maria-scapulier (Marias livrei?). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21271 |
markt |
markt:
gərɛkstals öəvər də mɛ̄rt chuon (L423p Stokkem),
mâê.rt (L423p Stokkem)
|
Dwars over de markt [ZND 23 (1937)] || markt [RND]
III-3-1
|
22440 |
masker |
mommegezicht:
mômmegezich (L423p Stokkem)
|
Masker.
III-3-2
|
32983 |
masteluin |
bontding:
bondɛŋk (L423p Stokkem),
bontgoed:
bont˱gōt (L423p Stokkem)
|
Menggewas, vooral rogge en tarwe dooreen; vroeger bakte men er brood van ("masteluinbrood"), nu wordt het alleen nog als groenvoer gezaaid. Indien het mengsel een andere samenstelling heeft dan rogge en tarwe, dan wordt dat in het lemma aangegeven. De opgaven "groenvoer" zijn in het lemma ''groenvoer'' (1.2.14) ondergebracht. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [koren], zie het lemma ''rogge'' (1.2.4), resp. ''graan, koren'' (1.2.1). [L 39, 15; L lijst graangewassen, 5; monogr.; add. uit L 48, 26; Lu 2, 26]
I-4
|
33044 |
mathaak |
pikhaak:
pekǭk (L423p Stokkem),
zichthaak:
[zicht]ǭk (L423p Stokkem)
|
Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2]
I-4
|
31489 |
matrijs, holblok |
bolblok:
bǫlblǫk (L423p Stokkem),
stamp:
stamp (L423p Stokkem),
vorm:
vǫrǝm (L423p Stokkem
[(meestal in de blok van het aambeeld)]
)
|
Uitgehold blok hout dat dient als ondergrond wanneer met behulp van een hamer een bol of hol vlak in een metalen plaat wordt geklopt. Zie ook afb. 175. Verschillende informanten vermelden ook het gebruik van een loden plaat met één of meer uithollingen voor deze bewerking. De ank was volgens de informant uit L 329 een hardhouten blok in de vorm van een kubus. Elk vlak van deze kubus had een segmentvormige uitholling, steeds met een andere straal. [N 64, 33a; N 66, 5a]
II-11
|
20909 |
mayonaise |
mayonaise:
màjjənéés (L423p Stokkem)
|
mayonaise [RND]
III-2-3
|
23744 |
medaillon met lam gods |
agnus dei:
agnus dei (L423p Stokkem)
|
Een hartvormig medaillon van was, waarop een lam met kruisvaan is afgebeeld. Dit medaillon werd gedragen [Agnus Dei, Lam Gods?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|