23948 |
naaste |
naaste:
denne naoste (L423p Stokkem)
|
Je/uw naaste, evennaaste, evenmens [naoste, nôste, èèvemins]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23725 |
nabidden |
nabeden:
naobèje (L423p Stokkem)
|
Nabidden, d.w.z. antwoorden bij het bidden, de tweede helft van een gebed bidden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24213 |
nachtegaal |
nachtegaal:
nachtegaal (L423p Stokkem)
|
nachtegaal [Willems (1885)]
III-4-1
|
18609 |
nachthemd |
nachtkleed:
nagkleͅit (L423p Stokkem),
nachtpon:
nagpon (L423p Stokkem)
|
nachthemd [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18608 |
nachtjapon |
nachtkleed:
nagkleͅit (L423p Stokkem),
nachtpon:
nagpon (L423p Stokkem)
|
nachtjapon [nachtpon, bedjak, nachtjak, jak] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18607 |
nachtkleren |
nachtkleren:
nagkleͅiər (L423p Stokkem)
|
nachtkleding in het algemeen [t naachtdinge] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
23772 |
nachtmis |
nachtmis:
nachmes (L423p Stokkem)
|
De mis die snachts wordt gedaan, nachtmis. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
34179 |
nageboorte van de koe |
rein:
rē̜i̯n (L423p Stokkem),
rɛi̯.n (L423p Stokkem),
rɛi̯n (L423p Stokkem)
|
[N 3A, 57a; JG 1a, 1b; A 33, 19b; monogr.]
I-11
|
31589 |
nagelijzer |
rivetijzer:
rǝvɛt˱izǝr (L423p Stokkem)
|
Stuk ijzer met ronde en vierkante gaten van verschillende afmetingen, waarin men de pinnen van de nagels plaatst om er een kop aan te slaan. Het nagelijzer wordt ook gebruikt voor het vormen van de koppen aan klinknagels. Zie ook afb. 217. Koperen klinknagels werden vroeger volgens de zegsman uit L 210 gedraaid uit koperen plaat en vervolgens door het ɛklinknagelijzerɛ geslagen, waardoor er een kop op kwam. In L 329 werd het van verschillende ronde, vierkante en platte gaten van verschillende afmetingen voorziene nagelijzer boven het schroodgat van het aambeeld gelegd. De klinknagel werd vervolgens in één van deze gaten geplaatst. Door met een hamer op de voorgestuikte kop van de klinknagel te slaan nam deze de vorm aan van het betreffende gat. De kop werd afgewerkt met een ɛdopperɛ Zie ook de toelichting bij het lemma ɛdopperɛ.' [N 33, 292; N 33, 332; N 66, 19]
II-11
|
32955 |
nagras, tweede hooioogst |
groe(n)maad:
grōmǝnt (L423p Stokkem),
nagras:
nǭgrās (L423p Stokkem)
|
De opbrengst van de tweede maal dat er gehooid wordt, doorgaans eind augustus; zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 128b, JG 1a, 1b en 2b; A 4, 26a; A GV, 2Gr.; L B2, 345; L 5, 8; L 14, 15; Gwn 7, 10; Wi 58; S 25; monogr.]
I-3
|