e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stokkem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schapenvet schapenvet: šōͅpəvet (Stokkem) Schapevet (ongel?) [N 16 (1962)] III-2-3
scharrelen scharren: šarǝ (Stokkem) De kippen dabben en scharren in de grond om wormen, insecten en dergelijke te vinden. [N 19, 61a; L 33, 20; monogr.] I-12
schede van de koe lijf: lī.f (Stokkem) Uitwendig geslachtsorgaan van de koe. [N C, 13; JG 1a, 1b; A 48A, 47b; monogr.] I-11
scheel loens: leunch (Stokkem), scheel (bn.): cheeël (Stokkem), šīəl (Stokkem) scheel [ZND m], [ZND m], [ZND m] III-1-1
scheen scheen: šēn (Stokkem) scheen [ZND m] III-1-1
scheepje voor de wierook scheepje: scheepke (Stokkem) Het scheepje waarin de wierookkorrels worden bewaard [scheepke, schipke, schuitje, sjuutje?]. [N 96B (1989)] III-3-3
scheerapparaat scheermachine: sjeermeching(ske) (Stokkem), scheermachinetje: sjeer mechingske (Stokkem), sjeermechingske (Stokkem) Electrisch scheerapparaat [DC 64 (1989)] || Ik scheer me niet meer nat, ik neem liever ... (het electrisch scheerapparaat). [DC 64 (1989)] III-1-3
schei schei: š˙ęi̯ (Stokkem), scheien: šē̜i̯ǝ (Stokkem) Elk van de houten balkjes die de berries verbinden en scheiden en zo de berries evenwijdig houden. Deze balkjes worden door openingen in de berries gestoken en door middel van spieën stevig vastgezet. Het aantal scheien van een kar is afhankelijk van de lengte van de berries. Een hoogkar heeft bijgevolg meer scheien dan een stortkar. [N 17, 24 + 40; N 8, 106; N G, 56e + 58a; JG 1a, JG 1b; monogr] I-13
schelden, schimpen schampen: sjampe (Stokkem), schelden: schelje (Stokkem), sjelle (Stokkem) schelden [DC 47 (1972)] || schimpen III-1-4
schemeren schemeren: Doorgaans wordt hiervoor het werkwoord gebruikt.  ṣymərə (Stokkem), sjeemere - donker worden  šēmərə (Stokkem), sjemere  šēmərə (Stokkem) Hoe heet de schemering (de tijd voor het donker wordt) ? [ZND 42 (1943)] || schemeren; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] || schemering, de overgang van licht naar donker [grouwe, griebelegrouwe] [N 22 (1963)] III-4-4