32855 |
schitbossen |
koerissen:
(enk)
kōreš (L423p Stokkem)
|
Bossen van welig opschietend gras in de weide, op plaatsen waar koedrek heeft gelegen. De koeien laten deze bossen vaak staan; ze worden dan later in het seizoen afgemaaid. Overal is het meervoud opgenomen; behalve waar uitdrukkelijk anderszins aangegeven. [N 14, 85; N 14, 123 add.; monogr.]
I-3
|
18341 |
schoeisel |
t leer]:
vootgetuug (L423p Stokkem)
|
schoeisel, het geheel van schoenen, laarzen e.d. [voetgetöch [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18272 |
schoen: algemeen |
schoen:
sjoon (L423p Stokkem),
šōn (L423p Stokkem)
|
schoen [ZND m] || schoen [skoewn, schoe, sjoe, schoon, sjoon] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18466 |
schoenborstel |
schoenborstel:
šōnbø̄rstəl (L423p Stokkem),
šōnbø̄rstəl (L423p Stokkem),
wiksborstel:
weksbø͂ͅi̯rstəl (L423p Stokkem, ...
L423p Stokkem),
= {ßØnb”rst\\l}
weks˂bø̄rstəl (L423p Stokkem),
weks˂bø̄rstəl (L423p Stokkem)
|
borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || schoenborstel
III-1-3, III-2-1
|
18465 |
schoenen poetsen |
wiksen:
weksə (L423p Stokkem, ...
L423p Stokkem)
|
schoenen poetsen
III-1-3, III-2-1
|
18347 |
schoenlepel |
schoensaantrekker:
sjoonzaantrekker (L423p Stokkem),
schoenstrekker:
sjoonstrèkker (L423p Stokkem)
|
schoenlepel [schoontrekker] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
30812 |
schoenmaker |
schoenmaker:
šōnmę̄kǝr (L423p Stokkem),
schoester:
šustǝr (L423p Stokkem)
|
In dit lemma zijn zowel de benamingen verwerkt voor "de persoon die schoeisel vervaardigt" als voor "de persoon die schoeisel repareert". [N 60, 216a; N 60, 231a; Wi 2; N 60, 75; monogr.]
II-10
|
18394 |
schoensmeer |
wiks:
weks (L423p Stokkem, ...
L423p Stokkem)
|
schoensmeer
III-1-3, III-2-1
|
18185 |
schoenveter |
nestel:
nistel (L423p Stokkem)
|
schoenveter [rijgsnoer, (rij)reem, sjoonsreim, riereem, riesjtartel, nistel, rienastel, raajnagel, rijnassel, rijgnestel, rijgenast] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19919 |
schoffel |
schoffel:
šofǝl (L423p Stokkem),
steekschoffel:
štēkšofǝl (L423p Stokkem)
|
Gereedschap om onkruid af te snijden en om de grond los te maken. Het bestaat uit een soort mes dat met behulp van een lange steel door de grond geschoven wordt. [N 18, 18a en 48; JG 1a, 1b; A 47, 11a; monogr.; add. uit N 15, 6; N 18, 4 en 50; GV, K7]
I-5
|