31675 |
sok, mof |
koppeling:
kǫpǝleŋ (L423p Stokkem),
mof:
mof (L423p Stokkem)
|
De eenvoudigste en meest voorkomende fitting, bestaande uit een pijpstukje met binnendraad, waarin de beide te verbinden pijpen worden vastgeschroefd, nadat men de beide draadvlakken eerst van dichtingsmateriaal heeft voorzien. Zie ook afb. 265. [N 64, 118a-b; monogr.]
II-11
|
18338 |
sokophouder |
bretel (<fr.):
bretèlle (L423p Stokkem)
|
sokophouder, band om de kuit [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21287 |
soldaat |
soldaat:
səldo.t (L423p Stokkem)
|
soldaat [RND]
III-3-1
|
20724 |
soldaatjes |
krapjes:
krɛpkəs (L423p Stokkem)
|
Stukjes geroosterd of in boter of vet gebakken brood (krepkes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21289 |
soldaten |
soldaten:
səldo.tə (L423p Stokkem)
|
soldaten [RND]
III-3-1
|
23488 |
soldatenkerkhof |
soldatenkerkhof:
soldaotekirkhof (L423p Stokkem)
|
Een soldatenkerkhof, oorlogskerkhof, militaire begraafplaats, ereveld, engels kerkhof e.d. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
31507 |
soldeerbout |
soldeerbout:
sǫldērbǫwt (L423p Stokkem)
|
In het algemeen het werktuig waarmee men soldeert. Met een verhitte soldeerbout kan het soldeersel vloeibaar gemaakt worden. Er bestaan verschillende soorten soldeerbouten. Zie ook de lemmata "vuursoldeerbout", "benzinesoldeerbout", "gassoldeerbout" en "elektrische soldeerbout". [N 33, 195a-b; N 64, 16a; monogr.]
II-11
|
31523 |
soldeerhout |
soldeerhout:
sǫldērǫwt (L423p Stokkem)
|
Plat stuk hout dat wordt gebruikt om tijdens het solderen op de platen te drukken. Zie ook afb. 193. [N 64, 22]
II-11
|
31527 |
soldeerknoop |
knoop:
knǫwp (L423p Stokkem)
|
Knoopvormig afgewerkte soldeerverbinding bij loden buizen. Zie ook afb. 195. Om het uitvloeien van het soldeer te beperken en een mooie, recht afgewerkte soldeerknoop te verkrijgen, kon volgens Van Houcke (pag. 810) een met olie vermengde verf van zwartsel of lampenzwart gebruikt worden. Op plaatsen waar deze verf gestreken werd, vatte het soldeer niet. [N 64, 29a; monogr.]
II-11
|
31512 |
soldeerlamp |
braseerlamp:
brasērlamp (L423p Stokkem),
soldeerlamp:
sǫldērlamp (L423p Stokkem)
|
Brander waarmee een vlam kan worden ontwikkeld die heet genoeg is om soldeer te doen smelten en om soldeerbouten te verhitten. Zie ook afb. 188. Als brandstof voor de soldeerlamp werd door de informanten genoemd: zuivere benzine (L 423), benzine (Q 117, Q 118), gasoline (Q 121c) en lichte naphte (L 414). [N 33, 196a-b; N 64, 17a; monogr.]
II-11
|