32531 |
binnendekseldeurtje |
deurtje:
dørkǝ (L423p Stokkem),
klapdeur:
klap˱dø̄r (L423p Stokkem),
separatiedeurtje:
sepǝrātsidø̄rkǝ (L423p Stokkem)
|
Het deurtje in het binnendeksel waar men de duiven één voor één door naar buiten kan halen of in de mand kan plaatsen. Zie ook afb. 283. [N 40, 91; N 40, 92]
II-12
|
33347 |
binnendeur tussen woonhuis en stal |
achterdeur:
axtǝrdø̄r (L423p Stokkem)
|
De deur die vanuit het woonhuis toegang geeft tot de aangrenzende stal(len). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 32b]
I-6
|
18652 |
binnenshuismutsje voor bejaarde mannen |
kalotje (<fr.):
kəloͅtšə (L423p Stokkem)
|
mutsje met opstaande wand en platte bovenkant, binnenshuis gedragen door bejaarde mannen {afb} [bonnegrekske, kalotje] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
26057 |
binnentrap |
trap:
trap (L423p Stokkem)
|
De trap die de verdiepingen in de molen verbindt. [N O, 49c; Sche 17]
II-3
|
18529 |
binnenzak |
binnenmaal:
benəmāl (L423p Stokkem)
|
binnenzak van een jas [binnetes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24075 |
bisdom |
bisdom:
bisdom (L423p Stokkem)
|
Een bisdom of diocees. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24074 |
bisschop |
bisschop:
busschop (L423p Stokkem)
|
Een bisschop [busschop, biskop, bissjep]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
33936 |
bit |
gebit:
gǝbī.t (L423p Stokkem),
paardsgebit:
pē̜rs˲gǝbī.t (L423p Stokkem)
|
IJzeren mondstuk aan het hoofdstel dat men een paard in de mond, boven de onderkaak legt, en waaraan de teugels bevestigd zijn. De meeste bitten bestaan uit een rechte stang, sommige hebben een beugel in het midden om te voorkomen dat het paard zijn tong op de stang legt. Voor enkele plaatsen (L 270, Q 75, 94, 169, 174 en179) wordt gemeld dat de opgegeven term ook ter aanduiding van het wolfsgebit gebruikt wordt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 19, 38b, 41; L 35, 45b; monogr.]
I-10
|
33938 |
bitringen |
schakel:
šākǝl (L423p Stokkem)
|
De beide ringen aan het einde van de bitstang. [N 13, 44]
I-10
|
19352 |
bits |
charmant astrant:
[sic]
ə es šərmant astrant (L423p Stokkem, ...
L423p Stokkem)
|
Hoe zegt ge << hij is nogal bits, scherp, prikachtig>> in zijn manier van spreken. [ZND 40 (1942)]
III-1-4, III-3-1
|