23464 |
torenhaan |
t hantje van dn taore?].:
den aan (L423p Stokkem)
|
De haanvormige windwijzer boven op de torenspits [weerhaan, windhaan [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23456 |
torenspits |
spits:
spits (L423p Stokkem)
|
De spits van de kerktoren; deze is meestal met leien bedekt. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23300 |
torenuurwerk |
kerkklok:
kirkklok (L423p Stokkem)
|
Het uurwerk in de kerktoren, de torenklok [kerkklok, kerkuur?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24256 |
torenvalk |
valk:
valk (L423p Stokkem)
|
valk [Willems (1885)]
III-4-1
|
22025 |
tortelduif |
lachduif:
lachdouf (L423p Stokkem, ...
L423p Stokkem)
|
tortelduif || Tortelduif.
III-3-2, III-4-1
|
32942 |
touw om het hooi vast te sjorren |
bindtouw:
bęnjtǫu̯ (L423p Stokkem)
|
Zowel om de hooiboom aan de kar vast te sjorren, alsook om de lading zelf vast te zetten als er geen hooiboom op de lading werd gelegd, werden er doorgaans twee lange stevige touwen gebruikt. Het één werd aan de voorkant van de wagen aan één van de burries (of aan beide) vastgemaakt, of aan een speciaal daartoe aangebrachte ijzeren pin of ring. Aan de achterkant van de wagen werd het touw ofwel ook aan een haak of ring vastgezet en dan door middel van een blok of klos aangespannen of met een knevel aangedraaid, ofwel werd het door een soort windas gehaald, de vregelpaal die onder in de bak van de kar was gemonteerd en dan vast aangedraaid met de vregelstok; zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma ''vregelpaal''.' [JG 1d, 2c; A 34, 8 en 12a; add. uit N 17, 71; N 18, 140; A 34, 7, 9 en 12b; Gwn 7, 11; monogr.]
I-3
|
23159 |
touwtjespringen |
koordjespringen:
/
kördje sprëngen (L423p Stokkem),
touwtjespringen:
/
tuwke sprénge (L423p Stokkem)
|
/ [SND (2006)] || koordje springen [SND (2006)]
III-3-2
|
18917 |
traag |
langzaam:
lansem (L423p Stokkem)
|
traag
III-1-4
|
19809 |
trapleuning |
leen:
lē̜n (L423p Stokkem),
leun:
lø̜̄n (L423p Stokkem)
|
Geprofileerde lijst die bij het op- en afgaan van de trap als steun kan worden gebruikt. De trapleuning wordt boven de buitenboom tegen de muur aangebracht of boven de binnenboom op balusters bevestigd. [N 55, 136; Wi 13b; L 12, 6; L 37, 31; monogr.]
II-9
|
23282 |
trappist |
trappist:
Trappist (L423p Stokkem)
|
Een Trappist [Latrap]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|