32841 |
zwenghout, spoorstok |
ploeghaam:
plōxām (L423p Stokkem)
|
Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.]
I-2
|
21511 |
zweren |
een kruisje maken op:
də darəch ə krəyskən op mākə (L423p Stokkem),
zweren:
də darəch əp swierə (L423p Stokkem)
|
Ik wil er een (of mijn) eed op doen [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
18045 |
zweren, etteren |
er komt materie uit:
do. gɛit mətiɛri u.t tə wó.n komə (L423p Stokkem)
|
Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
28506 |
zwerm |
zwerm:
zwɛ.rǝm (L423p Stokkem)
|
Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.]
II-6
|
24292 |
zwerm vogels |
zwerm:
zwerm (L423p Stokkem)
|
zwerm [Willems (1885)]
III-4-1
|
28505 |
zwermen |
zwermen:
zwɛrmǝ (L423p Stokkem)
|
Het verlaten van korf of kast van een deel van het bijenvolk onder aanvoering van een koningin. Zij gaat een nieuw volk vormen. Een dag of acht, negen, voordat de nieuwe moer of koningin uit de koninginnecel komt, verdwijnt de oude moer met een deel van het volk. De moer wordt door de werkbijen wat meer voor het vliegen geschikt gemaakt door haar enorme legtempo wat te temperen. Dit doen ze door het eiwitrijke voedsel, dat de moer anders krijgt, wat te minderen. Het zware achterlijf slinkt dan in en de moer krijgt krachten om de vleugels te kunnen uitslaan of anders gezegd om te kunnen zwermen. [N 63, 29a; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 99; monogr.]
II-6
|
20689 |
zwezerik |
zwezerik:
zwēzərek (L423p Stokkem)
|
Zwezerik (sepieten?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
26097 |
zwichtstelling |
galderij:
galdǝrej (L423p Stokkem)
|
De omloop of galerij om de Hollandse molen vanwaar men de zeilen kan zwichten en eventueel ook de vang kan bedienen. Zie ook afb. 24. [N O, 57a; Sche 23]
II-3
|
19301 |
zwoegen |
moren:
maore (L423p Stokkem),
poken:
puuke (L423p Stokkem),
schroeven:
sjrouve (L423p Stokkem),
vlooien:
vloeëje (L423p Stokkem),
woelen:
wauve (L423p Stokkem)
|
hard werken || labeuren, zwaar werken
III-1-4
|
21113 |
zwoord |
zwaard:
zjwaars (L423p Stokkem),
zwārs (L423p Stokkem),
(vr.).
zwārs (L423p Stokkem),
žwārs (L423p Stokkem)
|
De zwoord, van het spek (zwaart, zwaort?) [N 16 (1962)] || zwoerd [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|