| 20713 |
boterham (kinderwoord) |
boterhammetje:
bōtərɛm(mə)kə (L423p Stokkem)
|
Kinderwoord voor boterham (bam, boo?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 20716 |
boterham met kaas |
kaasboterham:
kiesboteram (L423p Stokkem)
|
Boterham met kaas (keesbam, keistaat, sjmouer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 20754 |
boterham van wit en zwart brood |
preekheer:
praekieër (L423p Stokkem)
|
siroopboterham met platte kaas
III-2-3
|
| 32556 |
boterkorf |
botterkorf:
botǝrkø̜rf (L423p Stokkem)
|
Rechthoekige mand met hengsel en aan de bovenzijde soms twee kleppen. Zie ook afb. 289. De boterkorf werd volgens het Venrays woordenboek (pag. 105) vroeger gebruikt door boeren om daarmee hun zelfgemaakte boter naar de markt te brengen. [N 20, 50; N 40, 97; N 40, 111; N 40, 112; N 40, 113; monogr.]
II-12
|
| 34248 |
boterkuip |
boterkuip:
bōtǝrkūp (L423p Stokkem)
|
Houten kuipje waarin de boeren de boter wassen. [JG 1c, 2c]
I-11
|
| 19551 |
boterlepel |
boterspaan:
bōtərspān (L423p Stokkem)
|
lepel, houten ~; inventarisatie benamingen (boterspaan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 19517 |
botervlootje |
boterpotje:
bōtərpøͅtšə (L423p Stokkem)
|
botervlootje [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 32948 |
botteriken |
jukken:
jō.kǝ (L423p Stokkem)
|
De ladderachtige constructies die vóór en achter op de hooikar worden geplaatst om de laadcapaciteit te vergroten. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s b en c. De term ladders ("ledders" en "leren") wordt zowel voor de botteriken als voor de zijladders gebruikt; zie het lemma ''zijladders van de oude kar''. Het lemma bevat alleen meervouden.' [N 17, 70; JG 1a, 1b, 2a; add. uit N 17, 40 en A 41, 24; monogr.]
I-3
|
| 33644 |
bouwland |
labeuring:
labeuring (L423p Stokkem),
labeurland:
labø̄rlant (L423p Stokkem),
veld:
fɛ̄.ljtš (L423p Stokkem),
vęljtj (L423p Stokkem),
vęljš (L423p Stokkem),
vɛlš (L423p Stokkem)
|
Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.]
I-8
|
| 19682 |
bouwval |
krempel:
krɛmpəl (L423p Stokkem),
schevaak:
šəvāk (L423p Stokkem)
|
bouwval || bouwvallig gebouw
III-2-1
|