23261 |
de morgen luiden |
het morgenklokje kleppen:
mərgekləkskə (L423p Stokkem)
|
Het angelus luiden in de ochtend [de morgenklok?] [het luidt......?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23475 |
de noodklok luiden |
de noodklok luiden:
noedklok loeje (L423p Stokkem)
|
Het luiden van deze klok. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23694 |
de portiuncula-aflaat verdienen |
portiunculen:
persjonkele (L423p Stokkem)
|
De kerk in- en uitgaan bij het bidden van de toties-qoties-aflaat. Dat kon men doen: a)op het Portiuncula-feest, b)op het feest van O.L. Vrouw van de Rozenkrans (7 oktober) en c)in de namiddag en avond van Allerheiligen en op de dag van Allerzielen. [pars [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23289 |
de roepen |
roep:
reup (L423p Stokkem)
|
Hoe noem je de afkondiging van het aanstaande huwelijk in de zondagsmis? De eerste ..., de tweede ... [ZND 41 (1943)]
III-3-3
|
23290 |
de roepen krijgen |
geroepen worden:
geropen (L423p Stokkem),
ze xzin al twi ki\\r\\ g\\ro.b\\
zə zin al insxəropə (L423p Stokkem),
in de roepen zijn:
in de reupe (zien) (L423p Stokkem),
zəzinal In dərøpə (L423p Stokkem)
|
De roepen krijgen, afgeroepen worden in de kerk, "onder de geboden staan", "onder de roepen zijn", "in de roepen gaan". [N 96D (1989)] || Wat zegt men van de verloofden als hun huwelijk in de zondagsmis is afgekondigd? Ze zijn al eens ..., al twee keer ... [ZND 41 (1943)]
III-3-3
|
23723 |
de rozenkrans bidden bij een overledene |
de wake beden:
de waak bèje (L423p Stokkem)
|
De Rozenkrans (= 3 Rozenhoedjes) bidden bij een overledene. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34273 |
de stal uitmesten |
uitmesten:
ū.tmęstǝ (L423p Stokkem)
|
De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.]
I-11
|
34626 |
de stortkar doen achteroverslaan |
opkippen:
ǫpkepǝ (L423p Stokkem)
|
De kipbare bak van de stortkar doen kippen om de lading te lossen. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma kippen, storten in wld I.10. De kaart combineert de opgaven uit beide lemmata. [N 17, 88]
I-13
|
24036 |
de toog aankrijgen |
de kleren aankrijgen:
de kleijer aankriege (L423p Stokkem),
gekleed worden:
gekleid wère (L423p Stokkem)
|
De toog/het habijt aankrijgen, gekleed worden. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
32514 |
de wand volvlechten |
inwerken:
enwę ̝rǝkǝ (L423p Stokkem),
luiken:
lūkǝ (L423p Stokkem)
|
De zijkanten van de mand met wissen verder volvlechten. [N 40, 62]
II-12
|