e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stokkem

Overzicht

Gevonden: 4071
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de morgen luiden het morgenklokje kleppen: mərgekləkskə (Stokkem) Het angelus luiden in de ochtend [de morgenklok?] [het luidt......?]. [N 96A (1989)] III-3-3
de noodklok luiden de noodklok luiden: noedklok loeje (Stokkem) Het luiden van deze klok. [N 96A (1989)] III-3-3
de portiuncula-aflaat verdienen portiunculen: persjonkele (Stokkem) De kerk in- en uitgaan bij het bidden van de toties-qoties-aflaat. Dat kon men doen: a)op het Portiuncula-feest, b)op het feest van O.L. Vrouw van de Rozenkrans (7 oktober) en c)in de namiddag en avond van Allerheiligen en op de dag van Allerzielen. [pars [N 96B (1989)] III-3-3
de roepen roep: reup (Stokkem) Hoe noem je de afkondiging van het aanstaande huwelijk in de zondagsmis? De eerste ..., de tweede ... [ZND 41 (1943)] III-3-3
de roepen krijgen geroepen worden: geropen (Stokkem), ze xzin al twi ki\\r\\ g\\ro.b\\  zə zin al insxəropə (Stokkem), in de roepen zijn: in de reupe (zien) (Stokkem), zəzinal In dərøpə (Stokkem) De roepen krijgen, afgeroepen worden in de kerk, "onder de geboden staan", "onder de roepen zijn", "in de roepen gaan". [N 96D (1989)] || Wat zegt men van de verloofden als hun huwelijk in de zondagsmis is afgekondigd? Ze zijn al eens ..., al twee keer ... [ZND 41 (1943)] III-3-3
de rozenkrans bidden bij een overledene de wake beden: de waak bèje (Stokkem) De Rozenkrans (= 3 Rozenhoedjes) bidden bij een overledene. [N 96B (1989)] III-3-3
de stal uitmesten uitmesten: ū.tmęstǝ (Stokkem) De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.] I-11
de stortkar doen achteroverslaan opkippen: ǫpkepǝ (Stokkem) De kipbare bak van de stortkar doen kippen om de lading te lossen. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma kippen, storten in wld I.10. De kaart combineert de opgaven uit beide lemmata. [N 17, 88] I-13
de toog aankrijgen de kleren aankrijgen: de kleijer aankriege (Stokkem), gekleed worden: gekleid wère (Stokkem) De toog/het habijt aankrijgen, gekleed worden. [N 96D (1989)] III-3-3
de wand volvlechten inwerken: enwę ̝rǝkǝ (Stokkem), luiken: lūkǝ (Stokkem) De zijkanten van de mand met wissen verder volvlechten. [N 40, 62] II-12