e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stokkem

Overzicht

Gevonden: 4071
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doofpot doofpot: dǫwfpǫt (Stokkem) Metalen pot met deksel waarin brandend houtskool wordt gedoofd. [N 64, 25b] II-11
dooien dooien: dū.jə (Stokkem, ... ), t slaakt]: doeje  dujə (Stokkem), het wair geit aaf  ət wēͅr geit àf (Stokkem) dooien [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || dooien [t weer gaat af [N 22 (1963)] III-4-4
dooier dooier: dōi̯ǝr (Stokkem), dū.i̯ǝr (Stokkem) Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
doop doop: enne duip (Stokkem) Een doop. [N 96D (1989)] III-3-3
doopbelofte doopbelofte: duipbelofte (Stokkem) De doopbeloften zoals ze worden afgelegd door peter en meter. [N 96D (1989)] III-3-3
doopbewijs doopakte: daupak (Stokkem) Het doopbriefje, het bewijs dat men gedoopt is [doofsjien]. [N 96D (1989)] III-3-3
doopdekentje doopdekentje: doͅu(w)pdèikəntsjə (Stokkem) dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] III-2-2
doopgetuige doopgetuige (zn.): daupgetuge (Stokkem) Als doopgetuige aanwezig zijn [an doof joaë]. [N 96D (1989)] III-3-3
doopjurkje doopkleed: da.upklɛ.it (Stokkem), daupkleid (Stokkem), doopkleedje: daupklèdsje (Stokkem), doͅu(w)pkleͅtšjə (Stokkem) doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] || doopkleed [RND] || het doopkleed, de doopjurk [N 96D (1989)] III-2-2, III-3-3
doopkaars doopkaars: daupkeers (Stokkem) De doopkaars. [N 96D (1989)] III-3-3