e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P056p plaats=Stokrooie

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
peul huls, de -: dolze  dolzə (Stokrooie), peul: pole  po.lü (Stokrooie), schaal: schoal (Stokrooie) de peulen, de doppen van erwten of bonen [N Q (1966)] || groene schaal waarin erwten en bonen zitten [ZND 40 (1942)] III-2-3
peul, dop (znw) dols: doͅls (mv. doͅlzə) (Stokrooie), doͅlzə (Stokrooie), peul: po.lə (Stokrooie), schaal: schoal (Stokrooie) [Goossens 1b (1960)] [N Q (1966)] [ZND 40 (1942)] I-7
peulen, doppen (ww.) peulen: pōlə (Stokrooie, ... ) [Goossens 1b (1960)] [N Q (1966)] I-7
peulerwten peulerwten: pōlɛrtə (Stokrooie), sluimerwten: slēͅmeͅ.rtə (Stokrooie) [Goossens 1b (1960)] [N P (1966)] I-7
peulvruchten afhalen plukken: plɛkü (Stokrooie), ranken afdoen: vermoedelijk werkwoord  rɛŋ afdü:n (Stokrooie) de draden of randen van peulvruchten [N Q (1966)] || erwten of bonen afhalen, van draden ontdoen [N Q (1966)] III-2-3
peulvruchten doppen erwten peulen: ɛrtü poͅlü (Stokrooie) erwten of bonen doppen, ontpeulen [N Q (1966)] III-2-3
piekeren speculeren: hé zat er altijd te spekeleeren (Stokrooie) hij zat daar altijd te mijmeren (onder "mijmeren"verstaan we hier: over zijn zorgen zitten te denken, te piekeren, te prakkezeren) [ZND 39 (1942)] III-1-4
pijn pijn: pijn (Stokrooie) pijn: De handen van dat kleine kindje doen zeer [ZND 44 (1946)] III-1-2
pijpensteel roer: roer (Stokrooie) Pijpensteel. Het dunne buisvormige deel van een pijp. [ZND 41 (1943)] III-2-3
pik pik: pek (Stokrooie) Houwwerktuig met korte steel en één arm, die in een punt uitloopt. Zie afb. 14a. ø̄De pik dient den metselaar bijz. tot afbraak van oud metselwerkø̄ (Van Houcke, pag. 271). [N 30, 19a; monogr.] II-9