e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P056p plaats=Stokrooie

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ruiten in het kaartspel koeken: kokke (Stokrooie) Ruiten: Ruiten boer (in het kaartspel). [ZND 42 (1943)] III-3-2
rukken roffen: roffen (Stokrooie) niet rukken (niet met rukken trekken) [ZND 42 (1943)] III-1-2
rund beest: bist (Stokrooie) Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.] I-11
runderhorzel, horzel ronker: legt eitjes  roŋkər (Stokrooie) insect III [Goossens 1b (1960)] III-4-2
runderhorzellarve madenknook: mōͅi.knōkə (Stokrooie) worm vdit laatste insect [Goossens 1b (1960)] III-4-2
rundvee rindsbeesten: renzbistǝ (Stokrooie) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
ruw worden springen: handen springen (Stokrooie) hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)] III-1-2
ruw, hard ruw: d`as `n rouwe (Stokrooie) dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)] III-3-1
ruzie maken ruzie maken: ze zen wier aan ⁄t ruziemaken (Stokrooie) Ze zijn weer aan het kibbelen, twisten. [ZND 36 (1941)] III-3-1
sacramentsprocessie sacramentsprocessie (<lat.): sacramentsprocessie (Stokrooie) Hoe heet de processie die s zondags na H. Sacramentsdag wordt gehouden? [ZND 40 (1942)] III-3-3