22753 |
ruiten in het kaartspel |
koeken:
kokke (P056p Stokrooie)
|
Ruiten: Ruiten boer (in het kaartspel). [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|
17884 |
rukken |
roffen:
roffen (P056p Stokrooie)
|
niet rukken (niet met rukken trekken) [ZND 42 (1943)]
III-1-2
|
34024 |
rund |
beest:
bist (P056p Stokrooie)
|
Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.]
I-11
|
24326 |
runderhorzel, horzel |
ronker:
legt eitjes
roŋkər (P056p Stokrooie)
|
insect III [Goossens 1b (1960)]
III-4-2
|
24349 |
runderhorzellarve |
madenknook:
mōͅi.knōkə (P056p Stokrooie)
|
worm vdit laatste insect [Goossens 1b (1960)]
III-4-2
|
34022 |
rundvee |
rindsbeesten:
renzbistǝ (P056p Stokrooie)
|
Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
18118 |
ruw worden |
springen:
handen springen (P056p Stokrooie)
|
hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|
21364 |
ruw, hard |
ruw:
d`as `n rouwe (P056p Stokrooie)
|
dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)]
III-3-1
|
21291 |
ruzie maken |
ruzie maken:
ze zen wier aan ⁄t ruziemaken (P056p Stokrooie)
|
Ze zijn weer aan het kibbelen, twisten. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
23288 |
sacramentsprocessie |
sacramentsprocessie (<lat.):
sacramentsprocessie (P056p Stokrooie)
|
Hoe heet de processie die s zondags na H. Sacramentsdag wordt gehouden? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|