e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P056p plaats=Stokrooie

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
speelman, klapspaan speelman: spēǝlman (Stokrooie) Aan het staakijzer bevestigde houten of ijzeren lat of van armen voorziene ijzeren kop waarmee het schoen in schuddende beweging wordt gehouden. In P 55 had de as vier vlakke kanten. In P 58 en Q 83 waren er respectievelijk vier tappen (tapǝ) en vier tanden (tān) of knotsen (knotsǝ) aan de kop bevestigd (Vanderspickken, pag. 112). De wippelaar uit Q 9 bestond uit hout met leer ertegen. [N O, 14n; A 42A, 18; N D, 32; Vds 150; Jan 157; Coe 138; Grof 159] II-3
speen van de koe deem: dēm (Stokrooie) [N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.] I-11
spek spek: spɛk (Stokrooie, ... ) spek [Goossens 1b (1960)] III-2-3
spenen spenen: spēǝnǝ (Stokrooie) Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] I-9
sperwer sperwer: vdBerg; omgesp.  spɛləvər (Stokrooie) sperwer / havik (35 / 55 vrij ronde vleugels en lage staart; gestreepte onderkant, gele ogen; komen onverwachts laag aanvliegen en grijpen dan de verraste prooi; de kleine soort vaak op trek; s winters ook in stad en dorp; de grote broedt zeldzaam in g [N 09 (1961)] III-4-1
spie spie/spij: spęi̯ (Stokrooie), spieën/spijen: spęjǝ(n) (Stokrooie) De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2] || Spieën waarmee de noten van de steenbus worden vastgezet. Zie ook afb. 78. [Vds 121; Jan 132; Coe 107; N O, 16e; N O, 16f] I-3, II-3
spijbelen haagschool: ha:chscho.l (Stokrooie), haagschool (Stokrooie) Hoe noemt men het heimelijk, zonder medeweten van de ouders, wegblijven van school? [Lk 03 (1953)] III-3-1
spijkeren nagelen: nęxǝlǝ (Stokrooie) Met een hamer spijkers in het hout slaan. [N 53, 152a-b; L 5, 7; monogr.] II-12
spinnen ronken: roͅŋkə (Stokrooie), spinnen: speͅnə (Stokrooie) spinnen [Goossens 1b (1960)] III-2-1
spit geschot: geschoot (Stokrooie) een schietende pijn in de lenden (geschot ?) [ZND 35 (1941)] III-1-2