21274 |
geld |
geld:
geld (P056p Stokrooie),
hei is pa zenne jas en mam heer geld; pa zenne kou en pa zenne hond (P056p Stokrooie),
ik zijn mn geld kwijt (P056p Stokrooie),
mam, woe moet ich geld holen (P056p Stokrooie)
|
geld [ZND 44 (1946)] || Hier is vader zn jas en moeder haar geld; vader zn doe en vader zn hond [ZND 44 (1946)] || Ik ben mijn geld kwijt [ZND 29 (1938)] || Moeder, bij wie moet ik geld halen ? [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|
24152 |
gele kwikstaart |
kantschrijver:
kantschrijver (P056p Stokrooie),
koehoedertje:
vdBerg; omgesp.
koͅu̯hīi̯ərkə (P056p Stokrooie)
|
kwikstaart, geel (16,5 blauwig-grijs boven, geel onder; met lang wiebelstaartje; zomervogel; in weiland en korenvelden; er bestaat ook nog grotere uitgave die langs beekjes huist en zeldzaam is [N 09 (1961)] || kwikstaart, geel (Motacilla flava flava L.) [Lk 04 (1953)]
III-4-1
|
33264 |
gele lupine |
filipinen:
felǝ`pinǝ (P056p Stokrooie)
|
Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.]
I-5
|
33239 |
gele voederwortel |
gele voederpoten:
gēl voi̯ǝrputǝ (P056p Stokrooie)
|
Daucus carota L. In de genoemde vragenlijst is gevraagd naar twee variëteiten naast de algemene benaming winterwortel die in het vorige lemma ter sprake kwam. Hier is alleen opgenomen hetgeen afwijkend is van lemma Winterwortel. Lobbericher naar het Rijnlands dorpje Lobberich. [N Q, 6b; monogr.]
I-5
|
23207 |
geloven |
geloven:
gelieven (P056p Stokrooie)
|
Geloven. [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
19220 |
geluksvogel; altijd geluk hebben |
gelukvogel:
⁄n gelèkvogel (P056p Stokrooie)
|
Iemand die altijd geluk heeft. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
25527 |
gemalen en gezuiverd graan |
korenmeel:
kōrǝmē̜jl (P056p Stokrooie)
|
Omdat de vraagstelling niet helemaal duidelijk was, kwamen er bij de antwoorden op de vraag naar de naam voor "gemalen en gezuiverd graan" zowel meel- als bloem-opgaven voor. Meel bestaat uit het inwendige van de tarwe- of roggekorrel plus de zemel, dus het is de geheel vermalen korrel, terwijl de bloem bestaat uit het inwendige van de korrel, de meelkern (Schoep blz. 12). Vroeger werd de gehele korrel vermalen tot meel. Daarna werd het meel gezeefd, waarbij een groot deel der zemelen achterbleef op de zeef. Het gezeefde product was dan de bloem, die echter nog heel wat zemeldelen bevatte (Schoep blz. 13). De voor dit lemma opgegeven bloem-varianten zijn verplaatst naar het lemma ''bloem''. [N 29, 14b; N 29, 15c; N 16, 80]
II-1
|
25526 |
gemalen, niet gezuiverd graan |
meel:
mē̜jl (P056p Stokrooie)
|
De inhoud van het lemma beantwoordt niet in alle gevallen duidelijk aan het lemma-opschrift. Er is een groep woordtypen die een algemene benaming geeft, een tweede groep duidt op "gemalen, niet gezuiverd graan", een derde duidt een bepaald soort ongezuiverd meel aan en de vierde groep geeft aan dat dit graan voor veevoer wordt bestemd of dat dit afval is. [N 29, 14a]
II-1
|
22441 |
gemaskerd persoon |
verklede:
verkliede (P056p Stokrooie)
|
Hoe heet: een gemaskerd persoon? [ZND 31 (1939)]
III-3-2
|
18165 |
genezen |
genezen:
genèzen (P056p Stokrooie)
|
hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|