e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stramproy

Overzicht

Gevonden: 2172
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lichtsteen gewichtsteen: gǝwextste̜jn (Stramproy) Het gewicht onder aan het lichttouw. Zie ook afb. 85. [N O, 23g; Vds 113; Jan 147; Coe 131; A 42A, 28 add.] II-3
lichttouw, lichtkoord lichtriem: lextrēm (Stramproy), lichttouw: lichttouw (Stramproy) Het touw, de riem of de ketting waarmee de licht in werking wordt gesteld. Zie ook afb. 85. [N O, 23f; A 42A, 28; Vds 112; Jan 146; Coe 130; N D, 33 add.] II-3
lied, liedje liedje: le.tjə (Stramproy) liedje [RND] III-3-2
lies vang: (mv)  vaŋkǝ (Stramproy) De twee huidplooien die de grens vormen tussen het onderste gedeelte van de buik en het bovenste gedeelte van het been. Zie afbeelding 2.28. [JG lb; N 8, 32.10] I-9
ligger ligger: legǝr (Stramproy), leqǝr (Stramproy), ligger (Stramproy) De onderste, stilliggende molensteen. [N O, 17d; A 42A, 32; N D, 6; Sche 48; Vds 86; Jan 120; Coe 97; Grof 118; monogr.] II-3
lijken luiken: lȳkǝ (Stramproy) De touwen die in de rand van elk zeil zijn ingenaaid en waarmee het zeil aan de kikkers van de roede enerzijds en aan de toppen van de scheien anderzijds wordt vastgemaakt. [N O, 5b; A 42A, 70; monogr.] II-3
lijnwaadgetouw lijnwaadgetouw: lijnwaadgetouw (Stramproy) Een weefstoel waarop heel- of halflinnen stoffen worden vervaardigd. [N 39, 2] II-7
lijnzaadmeel lijzensmeel: lēzǝsmɛ̄ǝl (Stramproy) De gedroogde pulp die overblijft na het slaan van de olie uit het lijnzaad. Het meel wordt als veevoeder gebruikt. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31] I-5
lijsterbes fluitenhout: -  fluitenhout (Stramproy) lijsterbes (Sorbus aucuparia) [DC 26 (1954)] III-4-3
likken lekken: lekke (Stramproy) likken; Hoe noemt U: Met de tong over iets heen en weer gaan om zo het voedsel op te nemen (likken, lekken, leppen) [N 80 (1980)] III-2-3