e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stramproy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
negotiemand leurmand: lø̄rmanj (Stramproy), marskramerskorf: marskramerskorf (Stramproy) Mand waarin men producten vervoert om te verhandelen. [N 40, 115] II-12
nek nek: nek (Stramproy, ... ) nek [DC 01 (1931)] III-1-1
neus neus: naas (Stramproy, ... ) neus [DC 01 (1931)] III-1-1
nicht nicht: nicht (Stramproy, ... ) nicht; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van nichten (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achternichten?) [DC 05 (1937)] III-2-2
niet drachtig gust: gø̜st (Stramproy) [JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.] I-11
nieuwsgierig nieuwsgierig: noesjierig (Stramproy) nieuwsgierig, benieuwd: die vrouw is erg - [DC 16 (1948)] III-1-4
nippen nippen: nippe (Stramproy) Hoe noemt U: Met kleine beetjes drinken (pisen) [N 80 (1980)] III-2-3
noemen noemen: nēūmə (Stramproy), numme (Stramproy) noemen, een naam geven [DC 03 (1934)] III-2-2
noot noot: noot (Stramproy), nōt (Stramproy) Het blokje hout dat het bovenste uiteinde van het staakijzer in het spilgat van de ijzerbalk op zijn plaats houdt. Bij het loskoppelen van het staakijzer wordt de noot weggenomen. Zie ook afb. 61. [N O, 14k; N O, 14j] || noot [DC 47 (1972)] II-3, III-2-3
oever boord: boort (Stramproy, ... ), kant: kanjt (Stramproy) oever [DC 02 (1932)] III-4-4