e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stramproy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
peul, dop (znw) schaal: sjalen (Stramproy) [N Q (1966)] I-7
peulen, doppen (ww.) uitdoen: oetdoon (Stramproy) [N Q (1966)] I-7
peulvruchten afhalen liezen: lézen (Stramproy) erwten of bonen afhalen, van draden ontdoen [N Q (1966)] III-2-3
peulvruchten doppen uitdoen: oet doon (Stramproy) erwten of bonen doppen, ontpeulen [N Q (1966)] III-2-3
peuzelen smauzen: smauze (Stramproy) peuzelen; Hoe noemt U: Langzaam en met smaak eten (pluizen, peuzelen) [N 80 (1980)] III-2-3
pijn pijn: pien (Stramproy), piĕn (Stramproy), pin (Stramproy) mijn voeten doen mij erg zeer [DC 03 (1934)] || pijn [RND] III-1-2
pijnscheut steek: [-> lm. pijnscheut, rk]  steek in de zie (Stramproy) Een steek in de zij? ( is vaak het gevolg van hardlopen) [DC 60 (1985)] III-1-2
pijpbeen pijp: pip (Stramproy) Het gedeelte van het voorbeen van het paard tussen de knieschijf en de koot tot aan de kogel. Het ondereinde van het pijpbeen vormt het kootbeen. Zie afbeelding 2.23. [JG, 1b; N 8, 32.1, 32.3, 32.6, 32.11, 32.14, 32.15 en 32.16] I-9
pijpenspoel kroon met garenstrengen: krōn męt gārǝstręŋǝ (Stramproy), spoel voor de inslag te spoelen: spūǝl vø̜r dǝn enslax tǝ spūǝlǝ (Stramproy) Apparaat waarmee men het inslaggaren op de pijpjes spoelt. Zie afb. 63. [N 39, 101a] II-7
pimpelmees bijmusje: biemöske (Stramproy) Hoe heet de pimpelmees? [DC 06 (1938)] III-4-1