e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stramproy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
priem pin: pen (Stramproy), zuil: zȳl (Stramproy) Puntig werktuig dat bij het vlechten gebruikt wordt om openingen in het vlechtwerk te maken, zodat de opstaande wissen makkelijker in de bodem ingestoken kunnen worden. Zie ook afb. 273. [N 40, 49; monogr.] II-12
prijzen (mv.) prijzen: pri.zə (Stramproy) prijzen (mv.) [RND] III-3-2
priktol dop: is groter  dop (Stramproy) Hoe noemt men een dergelijk stuk speelgoed dat in beweging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid? [priktol] [DC 24 (1953)] III-3-2
proeven proeven: preuve (Stramproy) proeven; Hoe noemt U: Een kleine hoeveelheid voedsel of drank in de mond nemen om te onderzoeken hoe het smaakt (keuren, proeven) [N 80 (1980)] III-2-3
proosten proosten: prooste (Stramproy) proosten; Hoe noemt U: De glazen tegen elkaar aanstoten als teken dat men elkaar veel goeds toewenst (knutsen, klinken, proosten) [N 80 (1980)] III-2-3
proppenschieter rabuis: reebus (Stramproy), reubus (Stramproy) Klakkebus (speelgoed gemaakt van vlierehout om proppen mee weg te schieten) [knaptoet, kraaktuut, proppesjeeter, klambös]. [N 06 (1960)] III-3-2
pruim pruim: praum (Stramproy) [ZND 34 (1940)] I-7
pruimen pruimen: proeme (Stramproy) pruimen; Hoe noemt U: Tabak kauwen (pruimen, sikken, sjikken) [N 80 (1980)] III-2-3
pruttelen lurken: lùrke (Stramproy) Hoe noemt U: Snurkende geluiden maken, gezegd van een pijp (smierken, lurken) [N 80 (1980)] III-2-3
putter distelvink: distelvink (Stramproy) putter III-4-1