28890 |
priem |
pin:
pen (L318p Stramproy),
zuil:
zȳl (L318p Stramproy)
|
Puntig werktuig dat bij het vlechten gebruikt wordt om openingen in het vlechtwerk te maken, zodat de opstaande wissen makkelijker in de bodem ingestoken kunnen worden. Zie ook afb. 273. [N 40, 49; monogr.]
II-12
|
22862 |
prijzen (mv.) |
prijzen:
pri.zə (L318p Stramproy)
|
prijzen (mv.) [RND]
III-3-2
|
22356 |
priktol |
dop:
is groter
dop (L318p Stramproy)
|
Hoe noemt men een dergelijk stuk speelgoed dat in beweging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid? [priktol] [DC 24 (1953)]
III-3-2
|
17742 |
proeven |
proeven:
preuve (L318p Stramproy)
|
proeven; Hoe noemt U: Een kleine hoeveelheid voedsel of drank in de mond nemen om te onderzoeken hoe het smaakt (keuren, proeven) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20506 |
proosten |
proosten:
prooste (L318p Stramproy)
|
proosten; Hoe noemt U: De glazen tegen elkaar aanstoten als teken dat men elkaar veel goeds toewenst (knutsen, klinken, proosten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22310 |
proppenschieter |
rabuis:
reebus (L318p Stramproy),
reubus (L318p Stramproy)
|
Klakkebus (speelgoed gemaakt van vlierehout om proppen mee weg te schieten) [knaptoet, kraaktuut, proppesjeeter, klambös]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
20911 |
pruim |
pruim:
praum (L318p Stramproy)
|
[ZND 34 (1940)]
I-7
|
20568 |
pruimen |
pruimen:
proeme (L318p Stramproy)
|
pruimen; Hoe noemt U: Tabak kauwen (pruimen, sikken, sjikken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20578 |
pruttelen |
lurken:
lùrke (L318p Stramproy)
|
Hoe noemt U: Snurkende geluiden maken, gezegd van een pijp (smierken, lurken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24227 |
putter |
distelvink:
distelvink (L318p Stramproy)
|
putter
III-4-1
|