e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stramproy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
riet van zeven en een halve de zeven en een halve: dǝ zēvǝndjalvǝ (Stramproy) Een rietkam met zeven en een halve rietstaaf per cm. [N 39, 82] II-7
rietgroef gleuf: gleuf (Stramproy) Elk der groeven in bovenlade en ladeboom waarin de rietkam is vastgezet door middel van rietlatjes. [N 39, 46c] II-7
rietkam kam: kam (Stramproy) Het geheel van smalle staafjes van metaal, stro of riet, vastgezet tussen twee rietlatjes in de rietgroeven in bovenlade en ladeboom, dienend voor het aanslaan van weefsel. [N 39, 46a] II-7
rietmes plaatje met gleufje: plē̜tjǝ męt glø̄fkǝ (Stramproy) Een plat metalen voorwerp of koperen plaatje met schuine insnijding, dienend voor het inrijgen van de rietkam. [N 39, 80d] II-7
rij, wiers sloot: slōǝi̯ (Stramproy) De langwerpige heuveltjes of stroken waarin het nog niet geheel droge hooi wordt bijeengeharkt voordat het op hopen wordt gebracht. [N 14, 101; JG 1b, 2c en Goossens 1963; A 10, 19; A 16, 2; L 38, 37; monogr.] I-3
rijen een mal opleggen: ǝn mal ǫplęgǝ (Stramproy) Met de scherprij bepalen waar de steen arm of rijk is en bij uitbreiding ook controleren of het maalvlak van de steen na het scherpen de goede vorm heeft gekregen. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛscherprijɛ.' [N O, 34i] II-3
rijk rijk: rik (Stramproy) Zie de toelichting bij het lemma ɛrijk liggenɛ.' [N O, 34k; Vds 219; Jan 199; Coe 172] II-3
rijk malen overmalen: ø̄vǝrmālǝ (Stramproy) Met veel winst malen, vlot malen. [N O, 36l; A 42A, add.] II-3
rijkdom rijkdom: rigdum (Stramproy) rijkdom [RND] III-3-1
rijn rijn: rīn (Stramproy) Algemene benaming voor het van vier klauwen voorziene ijzeren kruis in het middengat van de draaiende molensteen dat dient om de draaiïng van het staakijzer op de steen over te brengen. Zie voor de benamingen voor speciale rijntypen de lemmata ɛtweetakrijnɛ, ɛdrietakrijnɛ en ɛbalanceerrijnɛ.' [N O, 15a; A 42A, 20; N D, 18; Sche 45; Vds 84; Jan 122; Coe 100; Grof 120] II-3