e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stramproy

Overzicht

Gevonden: 2172
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
binnenreep, binnenketting binnenreep: benǝnriǝp (Stramproy) De luireep waarmee de zakken, binnen de windmolen, worden opgetrokken en neergelaten. Zie ook afb. 65. [N O, 25c] II-3
binnenroede binnenborst: binnenborst (Stramproy) De roede die zich het dichtst bij de molenromp bevindt. [N O, 1b; N O, 6c] II-3
binnentrap binnentrap: binnentrap (Stramproy), trap: trap (Stramproy) De trap die de verdiepingen in de molen verbindt. [N O, 49c; Sche 17] II-3
bit gebit: gebēt (Stramproy) IJzeren mondstuk aan het hoofdstel dat men een paard in de mond, boven de onderkaak legt, en waaraan de teugels bevestigd zijn. De meeste bitten bestaan uit een rechte stang, sommige hebben een beugel in het midden om te voorkomen dat het paard zijn tong op de stang legt. Voor enkele plaatsen (L 270, Q 75, 94, 169, 174 en179) wordt gemeld dat de opgegeven term ook ter aanduiding van het wolfsgebit gebruikt wordt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 19, 38b, 41; L 35, 45b; monogr.] I-10
bitstang stang: staŋ (Stramproy) De ijzeren stang van het bit dat het paard in zijn mond heeft. De benaming voor dit onderdeel is vaak hetzelfde als die voor het bit in zijn geheel. [N 13, 42] I-10
blad, bladeren van een plant blaadje: blętjǝ (Stramproy), blad: blāt (Stramproy), blader: blāi̯ǝr (Stramproy) Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.] I-4
blauwe bosbes molsbeer: molsbeere (Stramproy), -  molsbeer (Stramproy, ... ), wolsbeer: -  wolsbee:r (Stramproy, ... ), wolsbeer (Stramproy, ... ) blauwe bosbes [DC 13 (1945)] || bosbes, alg. [Roukens 03 (1937)] III-4-3
blauwe en bruine schimmel blauwschimmel: blau̯šømǝl (Stramproy), bruinschimmel: brunšømǝl (Stramproy) De blauwe schimmel is overwegend blauw of grijsblauw, met zwarte manen. Bij de bruine schimmels zijn allerlei schakeringen mogelijk: lichtbruin, donkerbruin, goudbruin, kastanjebruin, roodbruin, zwartbruin of geappeld bruin. Sommige gelijken in kleur sterk op de vossen, maar onderscheiden zich van deze door hun zwarte manen, staart en poten. In principe worden alle paarden die bruine of rode dekharen, zwarte manen en staart hebben, beschreven als bruin. [N 8, 63b] I-9
blauwe vleesvlieg, bromvlieg dikke vlieg: dikke vleech (Stramproy) bromvlieg (legt eieren in geslacht vlees) [DC 18 (1950)] III-4-2
blazen blazen: blaozen (Stramproy) blazen [DC 37 (1964)] III-1-1