e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stramproy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spitten spaden: spāi̯ǝ (Stramproy) In de tuin, op een zeer klein perceel of een moeilijk te ploegen hoek van een akker de grond met een spade - al dan niet in voren - uitsteken en omkeren. De simplicia spaden, graven e.d. zijn bij absoluut gebruik van toepassing op het spitwerk als zodanig. Meestal kunnen ze ook transitief gebruikt worden met het te bewerken stuk grond (de tuin e.d.) als object. [N 11, 65a; N 11A, 146a + b + c; N 11A, 50b add; RND 4 + 7 + 8 + 10, zin 4; A 33, 6 + 7 + 16 add.; L 7, 25; S 34; Lu 1, 1c; monogr.; div.] I-1
splijtkool eeuwig moes: -  eiewigmoos (Stramproy) I-7
spoelbek kop van de spoel: kǫp van dǝ spūǝl (Stramproy) Elk van de twee puntige, ijzeren uiteinden van de weefspoel. [N 39, 105g] II-7
spoelen schuins spoelen: šø̜ns spulǝ (Stramproy) Het kettinggaren of inslaggaren opspoelen van strengen of klossen op scheerklossen of spoelpijpen door middel van een pijpenspoel en kroon of een spoelmachine. [N 39, 55c; N 39, 100a] II-7
spoelgaatjes gaatjes: gɛ̄tjǝs (Stramproy) Gaatjes in de wand van de weefspoel waardoor de inslagdraad naar buiten komt. [N 39, 105e] II-7
spoelpijp pijpje: pipkǝ (Stramproy) Het lege of volle pijpje of klosje voor het inslaggaren dat in de weefspoel geplaatst wordt. [N 39, 100c; N 39, 100d] II-7
spoelriem stutpijp en spander: stø̜tpīp ɛn spandǝr (Stramproy) Een spilletje, met eventueel daarlangs een veer, in de weefspoel waarop de spoelpijp met inslaggaren wordt bevestigd en kan draaien. [N 39, 105d; monogr.] II-7
spoelrollen rolletjes: rø̜lkǝs (Stramproy) De rolletjes die soms onder de weefspoel zitten. [N 39, 105f] II-7
spon bon: bǫn (Stramproy) Stop waarmee men het vulgat van een vat kan sluiten. De opgave "bon" uit L 318 is volgens Claessen (pag. 2. 54) een verbastering van "bom". [N 35, 92; N 35, 93; add.; monogr.] II-2
spongat bongat: bongāt (Stramproy) Het vulgat van een vat dat met een spon gesloten wordt. [N 35, 92 add.; N 35, 93 add.; monogr.] II-2