e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stramproy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
suikertante tantje: bij benadering: -  tentje (Stramproy) erftante (suikertante) [DC 05 (1937)] III-2-2
taats van de kleine spil spil: spil (Stramproy) Het onderste pinvormige gedeelte van de kleine spil dat bij vast werk in de taatspot draait. Zie ook afb. 62 en de toelichting bij het lemma ɛtaats van het staakijzerɛ.' [N O, 16d; A 42A, 24] II-3
taatskogel petje: pɛtjǝ (Stramproy) De kogel in de taatspot, waarop de taats van de kleine spil draait. De term kogel uit Q 99* werd opgegeven voor een watermolen en moet dus waarschijnlijk worden geïnterpreteerd als ø̄de kogel in de taatspot van een staakijzerø̄. [N O, 16h] II-3
taatspot van de kleine spil spilpotje: spelpø̜tjǝ (Stramproy) De ijzeren pot op de pasbalk die in windmolens als lager van de kleine spil dient. [N O, 16g; A 42A, 25; N D, 21] II-3
tabakspruim pruim: proem (Stramproy) pruimtabak; Hoe noemt U: Een pluk tabak, om op te kauwen of op te zuigen (chique, sik, sjik, pruim, karot, keesje, rol) [N 80 (1980)] III-2-3
tafel tafel: taofel (Stramproy), toͅfəl (Stramproy) een houten tafel [Roukens 12 (1937)] || tafel III-2-1
tafelmes tafelmes: taofelmes (Stramproy) mes dat men aan tafel gebruikt [N 20 (zj)] III-2-1
tak (alg.) tak: tak (Stramproy), tek (Stramproy) (jonge) takken mv. [DC 41 (1966)] || dikke tak [DC 25 (1954)] III-4-3
tand tand: tanjd (Stramproy), tantj (Stramproy) tand [DC 01 (1931)] III-1-1
tandpijn tandpijn: tantjpien (Stramproy) kiespijn [DC 27 (1955)] III-1-2