e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stramproy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vet dunne olie: dønǝn ōli (Stramproy), smout: smǭt (Stramproy) Vet of raapolie waarmee men het kettinggaren glijdend maakt. Volgens de informant van L 318 wordt dunne olie bij grof doek gebruikt. [N 39, 95b] II-7
vetten gladmaken: glātmākǝ (Stramproy) Het met vet glijdend maken van het kettinggaren, zodat het gemakkelijk door kam en riet kan gaan. [N 39, 95a] II-7
veulen veulen: vø̄lǝ (Stramproy) Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.] I-9
vieren vieren: gəve:rtsj (Stramproy) gevierd [RND] III-3-2
viertakrijn rijn: rīn (Stramproy) Rijn met vier rijntakken. [N O, 15d; A 42A, 21; Vds 132; Coe 101; N O, 15b; N O, 15c] II-3
vierurenboterham koffietijd: koffietied (Stramproy) koffietijd: schaftkwartier ca. 4 uur III-2-3
vieruursboterham koffie, de -: koffie (Stramproy, ... ), koffiedrinken, het -: koffiedrinke (Stramproy), koffietijd: koffietīēt (Stramproy) de maaltijd met brood rond 4 uur [N 07 (1961)] || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 16 uur [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: namiddag [ZND 18G (1935)] III-2-3
vijl vijl: vīl (Stramproy) In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen. Zie ook het lemma ɛvijlɛ in wld II.11, pag. 69. Het materiaal hier vormt een aanvulling op dit lemma.' [S 40; A 14, 12a, add.; monogr.] II-12
vijler vijlder: vildǝr (Stramproy) Een molenaar die regelmatig draait zonder graan. [N O, 40c] II-3
vijver vijver: vīvǝr (Stramproy) Kleine, natuurlijke of (meest) gegraven, vaak omsloten waterplas. Vroeger groef men vaak vijvers om er vis in te houden. Tegenwoordig is de vijver vaak een deel van een park- of tuinaanleg. [R 7, 18; S 40; A 20, 1e; L 8, 47; monogr.] I-8