| 24557 |
wilg (alg.) |
wijde:
-
wie (L318p Stramproy)
|
wilg (Salix) [DC 28 (1956)]
III-4-3
|
| 17596 |
wimper |
oogplimp:
auchplumpe (L318p Stramproy),
oogsplimp:
ougsplumpe (L318p Stramproy)
|
ooghaar [DC 01 (1931)] || wimper [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
| 26176 |
windborden |
stormplanken:
stǫrǝmplɛŋk (L318p Stramproy
[(enkelvoud: stǫrǝmplaŋk)]
)
|
De planken die tussen voorzoom en roedebalk worden geplaatst om de windvang te vergroten. [N O, 4a; A 42A, 67; Sche 35]
II-3
|
| 26064 |
windluiken, waterdeuren |
stormluiken:
stǫrǝmlūkǝ (L318p Stramproy),
waterdeuren:
waterdeuren (L318p Stramproy)
|
De luiken in de kap van de molen aan weerszijden van de askop. De luiken kunnen worden verwijderd waardoor de mogelijkheid ontstaat askop en roeden te bereiken voor inspectie en onderhoud. Zie ook afb. 28. [N O, 31a; A 42A, 60]
II-3
|
| 25958 |
windmolen |
windmolen:
wenjtj[molen] (L318p Stramproy)
|
Een molen die door de wind wordt aangedreven. De windmolen kan worden onderverdeeld in twee belangrijke hoofdgroepen: de standerdmolen en de Hollandse molen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [Sche 2; Grof 2; monogr.; N D add.]
II-3
|
| 26021 |
windpeluw |
windpeluw:
windpeluw (L318p Stramproy),
windpulf:
wentjpø̜lǝf (L318p Stramproy)
|
De zware balk in het stormeinde waar de halssteen of het metalen lager voor de molenas op bevestigd is. Zie ook afb. 17. [N O, 28c; N O, 28i; A 42A, 5; monogr.]
II-3
|
| 25938 |
windstil |
windstil:
wentjstel (L318p Stramproy)
|
[N O, 9a]
II-3
|
| 26043 |
windwijzer |
windwijzer:
wenjtwīzǝr (L318p Stramproy)
|
De windwijzer in de vorm van een haan, een vaan etc, die boven op de molenkap is geplaatst. Zie ook afb. 19. [N O, 45f]
II-3
|
| 33832 |
windzuiger |
windhapper:
wentjhapǝr (L318p Stramproy),
windzuiker:
wentj˲zȳkǝr (L318p Stramproy)
|
Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c]
I-9
|
| 18676 |
winterkleren |
winterkleren:
wintjerkleijer (L318p Stramproy)
|
Winterkleren. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|