e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stramproy

Overzicht

Gevonden: 2172
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
draad lies: lēēs (Stramproy), lézen (Stramproy) de draden of randen van peulvruchten [N Q (1966)] || hoe noemt men één zon draad (van peulvrucht) [N Q (1966)] III-2-3
draadafrastering afrastering: āfrastǝreŋ (Stramproy) Omheining of afrastering van palen verbonden door ijzerdraad, prikkeldraad of andere draad. [N M, 67; N 14, 62; A 25, 4f; L 19B, 6; JG 2c; monogr.] I-8
draagbalk pinbalk: penbalǝk (Stramproy) De zware balk tussen steenzolder en luizolder waarop de koning rust. [N O, 50k] II-3
draaien draaien: dreije (Stramproy), dreijə (Stramproy), drēyen (Stramproy), dręjǝ (Stramproy) draaien [DC 02 (1932)] || Het gewone draaien en werken van de molen. [N O, 13e] II-3, III-1-2
draaiend werk gangwerk: gaŋkwęrǝk (Stramproy) Algemene benaming voor de draaiende onderdelen van zowel de wind- als de watermolen. [N O, 22; monogr.] II-3
draaizaag, keerzaag toerzeeg: tūrzɛ̄x (Stramproy  [(spanzaag met smal blad en fijne schuine tandjes)]  ) Spanzaag die wordt gebruikt om langs kromme en gebogen lijnen te zagen. Het zaagblad is draaibaar in het raam bevestigd en aan één uiteinde voorzien van een handgreep. Het zaagblad is ongeveer 60 tot 70 cm lang en 5 tot 10 mm breed. Zie ook afb. 20. [N 53, 7; N 53, 8i-j; monogr.] II-12
drachtige merrie dragende meer: drāgǝndǝ mē̜r (Stramproy), vol: vōl (Stramproy) De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a] I-9
draden of randen van peulvruchten liezen: lēzən (Stramproy) [N Q (1966)] I-7
dragen dragen: dragen (Stramproy, ... ), dragə (Stramproy) dragen [DC 02 (1932)] III-1-2
drager drager: drę̄gǝr (Stramproy) Transportvat met een inhoud van 79 tot 80 liter. [N 35, add.] II-2