e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stramproy

Overzicht

Gevonden: 2172
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
droesem drabsel: drabzel (Stramproy) droesem; Hoe noemt U: Bezinksel in een wijnfles (droesem, dras) [N 80 (1980)] III-2-3
drogen, vooreesten afeesten: āfēstǝ (Stramproy) De kieming stopzetten door het groenmout te laten drogen in de wind of het groenmout onderwerpen aan een inleidend droogproces op de vooreest. Zie ook het lemma ''moutzolder, vooreest''. [N 35, 12; N 35, 19] II-2
drom dreumel: drø̄jmǝl (Stramproy) De verzameling van draden die door de kamrijger of kamslager in een nieuwe weefkam wordt ingeregen of het gedeelte van de ketting dat in de kam blijft hangen. Volgens Schmitz (pag. 83) is de drom ø̄rest einer alten Webkette, der im Riet und in den Schäften bleibt und an den die neue Kette angeknüpft wirdø̄. [N 39, 77a; N 39, 77b; monogr.] II-7
dronkaard zuiplap: zoeplap (Stramproy) dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)] III-2-3
droog weer droog: dreueg (Stramproy), drûûch (Stramproy) droog [DC 45 (1970)], [RND] III-4-4
droogdoek, theedoek handdoek: hant˂duk (Stramproy), schotelsplag: vroeger  šōtəlsplak (Stramproy) de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)] III-2-1
droogrek tuitenrek: tuitenrek (Stramproy) Het houten rek buitenshuis waarop men vaten, melkbussen en emmers te drogen legt. [A 15, 25; monogr.] I-11
droogwaaien droogwaaien: drø̄xwɛjǝ (Stramproy), strooifakkelen: strōjfakǝlǝ (Stramproy) Met behulp van een waaier het gesterkte kettinggaren sneller doen drogen. [N 39, 94a] II-7
drop suikerpek: sòkkerpāēk (Stramproy) drop; Hoe noemt U: Ingedikt sap, aftreksel van zoethout, drop (kalissie, drop) [N 80 (1980)] III-2-3
druilerig en koud weer nat (weer): naat (Stramproy, ... ), nāāt (Stramproy) nat [DC 02 (1932)] III-4-4