| 19504 |
dweil |
dweil:
dweͅi̯l (L318p Stramproy)
|
grove doek waarmee vloeren, stoepen, etc samen met water worden schoongemaakt [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
| 19657 |
dweilen |
dweilen:
dweͅi̯lə (L318p Stramproy)
|
stenen of houten vloeren, stoepen, etc. met behulp van water en een grove doek schoonmaken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
| 33297 |
echte koekoeksbloem |
koekoeksbloem:
koekoeksbloem (L318p Stramproy)
|
Lychnis flos-cuculi L. Een algemeen voorkomende plant in graslanden met rechtopstaande stengel en roze-rode bloemen met gespleten kroonbladeren. De plant bloeit van mei tot september en komt ook wel gekweekt voor. De hoogte varieert van 30 tot 90 cm. [A 17, 2; A 49B, 2; monogr.]
I-5
|
| 20391 |
echtgenote |
vrouw:
de vrouw
vrouw (L318p Stramproy)
|
(vrouw; ) bestaat er een afzonderlijk woord voor vrouw in de beteekenis van echtgenoote? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
| 24436 |
eekhoorn |
eekhoorntje:
eikeurke (L318p Stramproy),
eikheurke (L318p Stramproy),
enkbeugel:
inkbujel (L318p Stramproy),
vlobok:
vloobok (L318p Stramproy)
|
eekhoorn [DC 07 (1939)], [Roukens 03 (1937)]
III-4-2
|
| 33803 |
eeltwrat, zweelwrat |
zweelwrat:
zwelvrat (L318p Stramproy)
|
Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16]
I-9
|
| 20505 |
een borrel drinken |
proeven:
preuve (L318p Stramproy)
|
jenever drinken; Hoe noemt U: Jenever drinken (proeven, likken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 20941 |
een boterham smeren |
een boterham smeren:
ənə bōtəram smērə (L318p Stramproy)
|
smeren [RND]
III-2-3
|
| 34532 |
een ei |
ei:
ē̜.i̯ (L318p Stramproy)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|
| 20508 |
een kater hebben |
een kater hebben:
eine kater hebbe (L318p Stramproy)
|
kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)]
III-2-3
|