| 20494 |
fruit eten |
snatsen:
snaatse (L318p Stramproy)
|
fruit eten; Hoe noemt U: (Veel, onrijp) fruit eten (groezen, snaaien, snatsen, snoeien) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 33531 |
fruitboom |
fruitboom:
fruitbuim (pl) (L318p Stramproy)
|
I-7
|
| 20536 |
fruiten |
braden:
broaje (L318p Stramproy)
|
fruiten; Hoe noemt U: Vlees of uien bruin braden (fruiten, fritten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 20530 |
gaar |
gaar:
gāār (L318p Stramproy),
murg:
mùrg (L318p Stramproy)
|
gaar; Hoe noemt U: Goed gekookt (gaar, murw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 26328 |
gaffelreep |
binnenreep:
benǝriǝp (L318p Stramproy),
reep:
reep (L318p Stramproy),
touw:
touw (L318p Stramproy)
|
Het dikke touw zonder einde dat in een grote lus tussen de gaffels over het gaffelwiel loopt; de molenaar hijst er bij windstilte de zakken mee op. Zie ook afb. 65. [N O, 25p; A 42A, 47; A 42A, 43; A 42A, 46]
II-3
|
| 26331 |
gaffels |
gaffelen:
gafǝlǝ (L318p Stramproy)
|
De ijzeren of houten haken op het gaffelwiel waartussen de gaffelreep loopt. [N O, 25o]
II-3
|
| 26327 |
gaffelwiel, gaffelrad |
gaffelrad:
gaffelrad (L318p Stramproy),
gafǝlrāt (L318p Stramproy)
|
Het met ijzeren of houten haken (gaffels) bezette wiel aan de luias, waarover de gaffelreep loopt. Zie ook afb. 65. [N O, 25n; A 42A, 46; N O, 25l]
II-3
|
| 26073 |
galerij |
galerij:
galǝri (L318p Stramproy),
galǝrij (L318p Stramproy)
|
Het kleine platform of bordes boven aan de molentrap. De galerij is niet bij alle standerdmolens aanwezig. Zie ook afb. 22 en 66. [N O, 48l; Sche 18]
II-3
|
| 26074 |
galerijbalk |
korte spruit:
kǫrtǝ sprūt (L318p Stramproy),
spruitbalk:
sprūt˱balǝk (L318p Stramproy)
|
Elk van de balken waarop de galerij van de standerdmolen rust. [N O, 48m; N O, 48n]
II-3
|
| 29162 |
galg |
kop:
kǫp (L318p Stramproy),
voorstuk:
vø̄rstøk (L318p Stramproy)
|
Elk van de twee galgvormige gedeelten van de zijkanten van het handweefgetouw. Onderdeel van het getouw dat vóór op de zijde staat en dat de vorm heeft van een ongeveer 1 m hoge galg. Hierop rusten de laboom en de kamboom (Van de Ven, pag. 31). [N 39, 7c]
II-7
|