e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stramproy

Overzicht

Gevonden: 2172
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gistkan gisttuit: gęstø̜jt (Stramproy) Een ronde, koperen kan met een inhoud van 25 liter die werd gebruikt om natte biergist in op te vangen. Deze gist werd volgens de respondent uit L 318 verkocht aan bakkers en boeren die zelf een oven hadden en hun eigen brood bakten. Bij de kan hoorde een koperen pollepel die als maat werd gebruikt. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''natte gist'' (wld II, 1, pag. 97). [N 35, add.] II-2
gistkelderpersoneel brouwer: brǫwǝr (Stramproy), brouwmeester: brǫwmęjstǝr (Stramproy) Het personeel dat in de gistkelder werkzaam is. [N 35, 95] II-2
gistkuip gistkuip: gęskȳp (Stramproy), gęskūp (Stramproy) De kuip waarin men de wort bij de hoofdgisting laat gisten. De invuller uit L 250 merkt op dat men vroeger 14 √† 15 gistkuipen bezat, terwijl men tegenwoordig werkt met 7 √† 8 stuks. In Q 101 gebruikte men vroeger houten, later roestvrijstalen kuipen. [N 35, 61; N 35, 62; monogr.] II-2
gistlepel gistlepel: gęslēpǝl (Stramproy), gisttuit: gɛstø̜jt (Stramproy) Maat, vaak in de vorm van een lepel, waarmee men de afgekoelde wort en gist mengt en daarbij de juiste hoeveelheid gist afmeet. Zie afb. 10. Uit de opgaven van L 290 ("gistschup") en L 318 ("gistlepel") blijkt dat men de gistlepel ook gebruikt om gist af te schuimen. Zie daarom ook het lemma ''schuimlepel''. Het "keteltje" uit Q 78 is vervaardigd uit koper. [N 35, 63] II-2
gistruimte bierkelder: bērkęldǝr (Stramproy), gistkelder: gęskęldǝr (Stramproy) De ruimte waar de hoofdgisting plaatsvindt. [N 35, 85; monogr.] II-2
gistvat, gistton okshoofd: (mv.)  okshōvǝ (Stramproy) Het vat of de ton waarin het bier bij bovengisting soms het tweede gedeelte van de hoofdgisting ondergaat. Volgens de invuller uit L 318 had een "okshoofd" een inhoud van 180 tot 200 liter. [N 35, 61; N 35, 62] II-2
gistvloot gistvloot: gɛvlø̄t (Stramproy), vlootje: vlø̄tjǝ (Stramproy) De bak of kuip onder de bierstelling waarin het weglopend bier, vermengd met gist, wordt opgevangen of hét grote vat waarin de inhoud van de kleinere gistvaten wordt gegoten. De gist die zich in de vaten verzamelt wordt volgens Claessen (pag. 2. 39) vaak als natte gist aan bakkers en boeren verkocht. Zie ook het lemma ''vloeibare gist'' in Wld II. 1, pag. 97. De "heefkuip" uit P 180 kon tot 20 liter vloeistof bevatten. P. Chambille de Beaumont vermeldt op pag. 6 dat een "loupe" een kuipje van 1 meter doorsnede en 30 cm hoog was dat men gebruikte voor het opvangen van de gist.' [N 35, 75; N 35, 76; monogr.] II-2
glad, glijdend glad: glaat (Stramproy) glad [DC 39 (1965)] III-4-4
glazig glazig: glazig (Stramproy) glazig; Hoe noemt U: Hard en doorschijnend, gezegd van aardappelen (schier, glazerig) [N 80 (1980)] III-2-3
glimworm goudworm: goudworm (Stramproy), lievevrouwwormpje: levevrouwwurmpke (Stramproy), vuurwormpje: vuurwörmpke (Stramproy) glimworm [GV Gr (1935)], [ZND 18G (1935)] III-4-2