e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stramproy

Overzicht

Gevonden: 2172
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lamoen raam: raam (Stramproy) Het voorstel in z''n geheel: de twee berries en de verbindingsscheien. De benaming voor het lamoen komt voornamelijk voor in het zuidoosten van Belgisch Limburg en in het zuiden van Nederlands Limburg. [N 17, 50b + 90; N G, 54b + 56h + 64a; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20] I-13
lampenpit wiek: week (Stramproy) lampepit van katoen in een petroleumlamp (limet, lemmet, lemment, lemmert) [N 20 (zj)] III-2-1
landerijen akker: akǝr (Stramproy), land: lanjtj (Stramproy), veld: vɛljtj (Stramproy) Het geheel van bebouwde akkers, weilanden en velden, behorend bij een boerderij. [N 6, 33a; N 5A, 76d; A 10, 3; A 11, 4; A 20, 1b; JG 1b, 1d; L 37, 11a; L 38, 23; L 44, 27; Vld.; monogr.] I-8
landrol wel: wɛl (Stramproy) De vroeger houten, later ijzeren rol om aard-kluiten van geploegd land te breken, de akker vlak te maken, het zaad in de aarde vast te drukken, enz. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 1b; N 11, 86; N 11A, 183 + 185; N J, 10 add.; N P, 20 add.; A 40, 9; monogr.] I-2
lang ruw haar rond buik en uier duivelshaar: dyvǝlshǭr (Stramproy) Eerste haar dat een veulen verliest. [N 8, 23] I-9
langbenig paard reiger: ręi̯gǝr (Stramproy) [N 8, 20 en 62i] I-9
lange onderbroek? onderboks voor mannen: ongerboks veur manne (Stramproy) Lange onderbroek voor mannen. [DC 62 (1987)] III-1-3
lange spruit lange spruit: laŋǝ sprūt (Stramproy) De langste van de twee spruiten. Zie ook afb. 25 en 26 en de toelichting bij het lemma ɛspruitenɛ.' [N O, 52b; N O, 52a; N O, 51a; monogr; A 42A, 107 add.] II-3
langwerpige streep van voorhoofd tot neus witte streep: wetǝ strēp (Stramproy) Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b] I-9
langzaam, traag langzaam: langsum (Stramproy) langzaam (lui, traag, stil, telijig) [DC 39 (1965)] III-4-4