e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stramproy

Overzicht

Gevonden: 2172
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
legerkelder bierkelder: bērkęldǝr (Stramproy), lagerkelder: lāgǝrkęldǝr (Stramproy) De ruimte waarin de nagisting plaatsvindt. De invuller uit P 180 merkt op dat de "bewaarplakken" zich in de kelder bevonden. [N 35, 86; monogr.] II-2
legervat okshoofd: (mv.)  ǫkshōvǝ (Stramproy) Het vat of de ton waarin de nagisting plaatsvindt. Volgens de zegsman uit L 210 had zo''n ton een inhoud van 140 liter. [N 35, 73; monogr.] II-2
legger gal: gal (Stramproy), ligger: (mv)  legǝrs (Stramproy) Een veel voorkomende zwelling of slijmbeursje van verschillende grootte aan de achterkant van de elleboog. Ze ontstaat door de druk van de kalkoenen der voorijzers op het gewricht, als het dier over een te kleine ligplaats beschikt en daardoor met de borst op de onder het lijf getrokken voeten ligt. De legger is een schoonheidsfout, die bij het lopen niet hindert maar wel pijnlijk kan zijn. [N 8, 32.1, 90d, 90f en 90g; monogr.] I-9
lekbak wortbak: wortbak (Stramproy) De bak onder de beslagkuip of klaringskuip waarin men het aftreksel van mout en water verzamelt. [N 35, 49; monogr.] II-2
lekkerbek vreetbeer: vraetbaer (Stramproy) lekkerbek; Hoe noemt U: Iemand die goed kan eten (lekkerbek, lekkertand, likkebaard, fijnbek, smulbaard, smuiger) [N 80 (1980)] III-2-3
lemmer het scherp: sjerp (Stramproy) snijblad van een mes (lemmer, lemmet) [N 20 (zj)] III-2-1
lemmerbanden banden: bɛntj (Stramproy) De metalen banden die om de lemmers en dammen heen zijn bevestigd. Zie ook de lemmata ɛlemmersɛ en ɛdammenɛ.' [N O, 10m] II-3
lemmers ijzeren schenen: īzǝrǝ šēnǝ (Stramproy) Lange metalen plaatjes die in de hals van de molenas ter versteviging zijn ingewerkt. Zie ook afb. 46. [N O, 10k] II-3
lenig slap: slap (Stramproy) Gebruikt men bij u een woord als zwak in de zin van lenig, buigzaam? Zo ja, hoe is dan de uitspraak? [DC 43 (1968)] III-1-1
lente, voorjaar lente: lintje (Stramproy) lente [DC 39 (1965)] III-4-4