e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

Gevonden: 4880
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
feest van sinter-greef halfvasten: haufastə (Susteren) Het feest van Sinter-Greef (half vasten) [grevin, greve, miknem]. [N 88 (1982)] III-3-2
feesten feesten: fīəstə (Susteren), vieren: vīrə (Susteren) Een feest vieren [feesten, vieren, kermissen, fêteren]. [N 88 (1982)] III-3-2
fietsen fietsen: fitse (Susteren), fitsə (Susteren) op een fiets rijden [fietsen, wieleren] [N 90 (1982)] III-3-1
fijn droog stof stof: štǭf (Susteren) Fijn droog stof op landwegen. [N 27, 37c] I-8
fijt fijt: fiet (Susteren), fīēt (Susteren) nagelontsteking: De ontsteking van a) heeft ook het beenvlees van een vingerkootje aangetast; fijt (zwart, daal, vijt, fijt, fijk, fiek). [N 84 (1981)] III-1-2
filet, haas braai: braoj (Susteren), filet: filet (Susteren), harst: hèrs (Susteren) lendestuk; Hoe noemt U: Lendestuk, ossehaas (ossehaas, harst, osseharst, runderharst, filet) [N 80 (1980)] III-2-3
filiaal filiaal (<fr.): fĭĕlĭĕjààl (Susteren) de tak van een handelshuis op een andere plaats dan waar het hoofdgebouw gevestigd is, bijwinkel [succursaal, filiaal, bijwinkel] [N 89 (1982)] III-3-1
fladderen fladderen: fladdere (Susteren), fludderen: fluddere (Susteren) fladderen op gebrekkige wijze of bij korte beurten vliegen, gezegd van jonge vogels (flodderen, plodderen, plodden, vluggen, flaggeren, floddervleugelen) [N 83 (1981)] III-4-1
flank lies: (mv)  līzǝ (Susteren) Het gedeelte van de huid dat de flank bedekt. Volgens de informant van L 292 is het leer hiervan minder van kwaliteit maar zeer geschikt voor de binnenhaam. Zie afb. 1. [N 60, 3e; N 60, 3d; N 60, 247; N 36, 5; N 36, 4; N 36, 6b] II-10
flaphoed slappe hoed: slappen hood (Susteren), vilten hoed: viltjenhood (Susteren) flaphoed, slappe hoed met brede luifel [flambaar(hoed)] [N 25 (1964)] III-1-3