28760 |
fluweel, velours |
velours:
flūr (L432p Susteren)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
25025 |
fonkelen, flonkeren |
flonkeren:
flónkərə (L432p Susteren),
fonkelen:
fónkele (L432p Susteren)
|
levendig, maar niet onrustig stralen of glanzen, warm schitteren [sprietelen, fonkelen, flonkeren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21559 |
fooi |
drinkgeld:
drénkgèltj (L432p Susteren),
fooi:
fooj (L432p Susteren)
|
de gift in geld aan iemand die een dienst verleend heeft (vanwege zijn beroep) [fooi, pree, drinkgeld] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20047 |
forsythia |
bloeiend-hout:
bleujend hout (L432p Susteren)
|
[DC 76 (2002)]
I-7
|
18784 |
franje |
franjel:
fraanjel (L432p Susteren),
frānjǝl (L432p Susteren)
|
franje [SGV (1914)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.]
II-7, III-1-3
|
26449 |
franse steen |
franse steen:
fransǝ štęjn (L432p Susteren)
|
Molensteen vervaardigd uit stukken kwarts uit de groeven van La Ferté-sous-Jouarre (Seine et Marne, Noord-Frankrijk). De stukken kwarts worden op een stenen ballastlaag gegroepeerd en met behulp van cement vastgezet. De Franse steen bestaat uit twee lagen. [N O, 17e; N O, 17h]
II-3
|
24315 |
fret |
fret:
fret (L432p Susteren)
|
Fret, een tam bunzingachtig diertje waamee de konijnen uit hun holen worden verdreven [N 94 (1983)]
III-4-2
|
25240 |
fris weer |
kouwelijk:
keijelik wér (L432p Susteren),
zuur koud:
zōēr kàwt (L432p Susteren)
|
tamelijk koud, gezegd van het weer [koutig] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17598 |
fronsen |
fronsen:
frónsə (L432p Susteren),
rimpelen:
gerumpeld gezich (L432p Susteren)
|
Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, zich fronsen, fronselen, rimpelen). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
20586 |
fruit bewaren |
murg laten worden:
mörg loate wêre (L432p Susteren)
|
meuken (fruit bewaren) [SGV (1914)]
III-2-3
|