33739 |
gladde ijzerdraad |
afrasteringdraad:
āfrastǝreŋdrǭt (L432p Susteren)
|
Het gladde ijzerdraad waarmee men weiden omheint. [N M, 6a; N M, 6b; Vld.; monogr.]
I-8
|
20556 |
glazig |
glazeren:
glazereneêrpel (L432p Susteren),
glazerig:
glazərig (L432p Susteren)
|
glazig; Hoe noemt U: Hard en doorschijnend, gezegd van aardappelen (schier, glazerig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17626 |
glazuur |
glazuur:
glàzūūr (L432p Susteren)
|
Glazuur: de glinsterende laag waarmee de tanden bedekt zijn (glazuur, email). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
29571 |
gleiswerk |
aardewerk:
ē̜rdǝwęrk (L432p Susteren)
|
Geglazuurd aardewerk. Het woordtype faïence (Q 156) is van toepassing op geglazuurd en geschilderd aardewerk, oorspronkelijk afkomstig uit Faënza, later naar voorbeeld hiervan ook elders vervaardigd. [N 20, 5; L 35, 78; monogr.]
II-8
|
22376 |
glijbaan |
roetsjbaan:
rutsjbān (L432p Susteren),
/
rótsjbaan (L432p Susteren)
|
glijbaan [SND (2006)] || Het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17853 |
glijden |
roetsjen:
rótsjə (L432p Susteren),
rutschen (du.):
rótsjə (L432p Susteren),
schampen:
sjampe (L432p Susteren, ...
L432p Susteren),
sleuren:
sjleere (L432p Susteren),
uitlitsen:
oetlitshe (L432p Susteren)
|
glijden [SGV (1914)] || Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)]
III-1-2, III-3-2
|
22326 |
glijden: uitglijden |
uitlitsen:
oetlitshe (L432p Susteren)
|
Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)]
III-3-2
|
18879 |
glimlachen |
grimslachen:
grimslache (L432p Susteren),
monkelen:
mónkələ (L432p Susteren)
|
onhoorbaar lachen door de mond te vertrekken [monkelen, glimlachen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24316 |
glimworm |
glimworm:
ideosyncr.
glimwórm (L432p Susteren, ...
L432p Susteren),
WBD/WLD
glimwórm (L432p Susteren, ...
L432p Susteren),
lichtwormpje:
leechwurmpken (L432p Susteren),
vuurworm:
vuurwŏrm (L432p Susteren)
|
glimworm [SGV (1914)], [ZND 18G (1935)] || Het wijfje is vleugelloos, 12-18mm lang, bruinachtig van kleur, het halsschild is geel omrand. Het heeft vrij sterke lichtorganen op het einde van het achterlijf (glimworm, lichtmaaike, viermaai, gloeiige worm) [N 83 (1981)] || Hoe noemt u een soort kever: het mannetje is gevleugeld. Het kan 11-16mm lang worden. Het is bruinachtig van kleur en is in staat een geelgroen licht uit te stralen met behulp van lichtorganen op het achterlijf (glimkever) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18957 |
gluiperd |
gluiperd:
glūūpərt (L432p Susteren),
heimelijke, een -:
heimelijke (L432p Susteren),
stiekemerd:
sjtikkemert (L432p Susteren)
|
een gluiperig, niet eerlijk persoon [gluiperd, luiperd, kattin] [N 85 (1981)] || gluiper [SGV (1914)]
III-1-4
|