e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heien heien: hɛjǝ (Susteren) Palen met behulp van een heitoestel in de grond slaan. [N 31, 5a; monogr.] II-9
heilaarde, dichte zwarte grond pan: (ondoordringbare laag grond).  ⁄n pán (Susteren), zavel: zavel (Susteren) zwarte, ondoordringbare aarde [schurft, heilaarde] [N 81 (1980)] III-4-4
heilig heilig: heilig (Susteren) heilig [SGV (1914)] III-3-3
heimelijk koffiedrinken konkelen: kónkələ (Susteren) heimelijk kopjes koffie bij elkaar drinken [tontelen, konkelen] [N 87 (1981)] III-3-1
heimelijk tekens geven seinen: seͅinə (Susteren) Heimelijk tekens geven bij het kaarten [blikken]. [N 88 (1982)] III-3-2
heipalen funderingspalen: føndēreŋspø̜̄l (Susteren) De houten of betonnen palen die bij een paalfundering gebruikt worden. In L 321 waren de heipalen vervaardigd van de houtsoort 'pitchpine' ('petšpīnǝ') of 'grenen' ('grē̜nǝ'). [N 31, 4b; N 31, 4a; N 31, 5a] II-9
heizode heilap: hęi̯lap (Susteren), heiplag: hęi̯plak (Susteren) Afgestoken stuk hei. [N 14, 77b; N 14, 77c; N 27, 39h; N 27, 39g; N 18, add.; N 11, add.; S 46; A 39, 15a; A 39, 15b; R 3, 98; L 8, 123; L B2, 274; AGV, k6; monogr.] I-8
heizode los- en stukploegen belken: bęlkǝ (Susteren) [N 27, 16] I-8
hek veken: vēkǝ (Susteren) Algemene benaming. [N 14, 62; S 13; L 1a-m; RND 8, 20; R I, 44; R I, 45; monogr.] I-8
hek, hekwerk hekken: hêke (Susteren) hek [SGV (1914)] III-2-1