e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kaak kaak: ká:k (Susteren) kaak [DC 02 (1932)] III-1-1
kaakbeen(rand) tandvlees: tantjvleisch (Susteren) kaakrand waarin de tanden staan [raak] [N 10 (1961)] III-1-1
kaakgestel kakement: kakement (Susteren), kàkəmènt (Susteren) kaak: Beide kaken tezamen (kakement, schaar). [N 84 (1981)] III-1-1
kaal (zijn), kaal hoofd hij is minister: he is minister (Susteren), kletskop: kletschkop (Susteren) kaal hoofd (hebben) (spotbenamingen) [kletskop, hij is bij het goevernement] [N 10 (1961)] III-1-1
kaam kaam/kamen: kø̜mǝn (Susteren) Het wit gerimpeld of vlokkig vlies op wijn, bier, azijn, etc. dat wordt gevormd door een spruit- of gistzwam. [S 16; L 1 a-m; L 27, 53; monogr.] II-2
kaantjes krabben: krabbe (Susteren), krappen: verklw. krèpkes  krappe (Susteren) kaantjes || vetklonters die overblijven bij het smelten van runds- of varkensvet [N 06 (1960)] III-2-3
kaar kaar: kār (Susteren) Trechtervormige bak boven de bovenste molensteen waarin het te malen graan wordt gestort. Zie ook afb. 78. [N O, 19i; N O, 41a; A 42A, 37; N D, 11; Sche 51; Vds 148; Jan 155; Coe 136; Grof 157; monogr.] II-3
kaars kaars: kēͅəs (Susteren) kaars [RND] III-2-1
kaart met prentje prentje: preͅntjə (Susteren) Een kaart met een prentje erop [beeld, pop, prentje]. [N 88 (1982)] III-3-2
kaarten (ww.) kaarten: ka:rtə (Susteren), kwaojónge later niet als kind  kaarte (Susteren) kaarten [RND], [SND (2006)] III-3-2