e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kinderondergoed kinderondergoed: kènjer ongergood (Susteren, ... ) Ondergoed voor kinderen. [DC 62 (1987)] III-1-3
kinds kinds: kinsj (Susteren), kĭĕnsj (Susteren), kins: kĭĕnsj (Susteren) door hoge ouderdom zwak van geest [suffig, kinds, simpel] [N 85 (1981)] || door hoge ouderdom zwak van geest, geheugenloos [kinds, simpel] [N 86 (1981)] III-2-2
kinketting kinketting: kenkęteŋ (Susteren) Korte ketting onder de kin van het paard, die de bitringen van de bitstang met elkaar verbindt en tot steun van het bit dient. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 46; monogr.] I-10
kinkhoest kiekhoest: kiekhoos (Susteren) kinkhoest [SGV (1914)] III-1-2
kinnebak kinnebakkes: kinnebakkes (Susteren) kinnebak [DC 01 (1931)] III-1-1
kinriem kinriem: kenrēm (Susteren) Verlenging van de neusriem die onder de kin van het paard doorloopt. [N 13, 24] I-10
kipkap kipkap: #NAME?  kipkap (Susteren) Kleine blokjes vlees, gesneden uit hart, nieren en ander binnenvlees (kipkap, kluisters?) [N 16 (1962)] III-2-3
kippen hoender: ho.ndǝr (Susteren), hōndǝr (Susteren) De hennen of de hoenderen. De (vrouwelijke) kippen of hennen vormen de meerderheid in een kippenhok en geven hun naam aan het geheel. Zie afbeelding 8. [N 19, 37; RND 1; Wi 13; Wi 14; Wi 17; A 6, 1b; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 6, 20a; L 28, 35; L 22, 22; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; L 42, 5; L 44, 53; S 14; NE 2, I; Gwn 5, 14; Vld.; monogr.] I-12
kippen -kinderwoord tietjes: titǝkǝs (Susteren) [N 19, 38; monogr.] I-12
kippenborst kippenborst: kippebors (Susteren) borstbeen: vooruitstekend borstbeen [kiepeboorst, kiekeborst] [N 10 (1961)] III-1-2