18590 |
kinderondergoed |
kinderondergoed:
kènjer ongergood (L432p Susteren, ...
L432p Susteren)
|
Ondergoed voor kinderen. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
20169 |
kinds |
kinds:
kinsj (L432p Susteren),
kĭĕnsj (L432p Susteren),
kins:
kĭĕnsj (L432p Susteren)
|
door hoge ouderdom zwak van geest [suffig, kinds, simpel] [N 85 (1981)] || door hoge ouderdom zwak van geest, geheugenloos [kinds, simpel] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
33940 |
kinketting |
kinketting:
kenkęteŋ (L432p Susteren)
|
Korte ketting onder de kin van het paard, die de bitringen van de bitstang met elkaar verbindt en tot steun van het bit dient. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 46; monogr.]
I-10
|
18073 |
kinkhoest |
kiekhoest:
kiekhoos (L432p Susteren)
|
kinkhoest [SGV (1914)]
III-1-2
|
17601 |
kinnebak |
kinnebakkes:
kinnebakkes (L432p Susteren)
|
kinnebak [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
33933 |
kinriem |
kinriem:
kenrēm (L432p Susteren)
|
Verlenging van de neusriem die onder de kin van het paard doorloopt. [N 13, 24]
I-10
|
20694 |
kipkap |
kipkap:
#NAME?
kipkap (L432p Susteren)
|
Kleine blokjes vlees, gesneden uit hart, nieren en ander binnenvlees (kipkap, kluisters?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
29843 |
kippen |
hoender:
ho.ndǝr (L432p Susteren),
hōndǝr (L432p Susteren)
|
De hennen of de hoenderen. De (vrouwelijke) kippen of hennen vormen de meerderheid in een kippenhok en geven hun naam aan het geheel. Zie afbeelding 8. [N 19, 37; RND 1; Wi 13; Wi 14; Wi 17; A 6, 1b; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 6, 20a; L 28, 35; L 22, 22; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; L 42, 5; L 44, 53; S 14; NE 2, I; Gwn 5, 14; Vld.; monogr.]
I-12
|
34463 |
kippen -kinderwoord |
tietjes:
titǝkǝs (L432p Susteren)
|
[N 19, 38; monogr.]
I-12
|
18142 |
kippenborst |
kippenborst:
kippebors (L432p Susteren)
|
borstbeen: vooruitstekend borstbeen [kiepeboorst, kiekeborst] [N 10 (1961)]
III-1-2
|