e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kussensloop kustijk: køͅstēk (Susteren) kussensloop [SGV (1914)] III-2-1
kwaadspreekster klappei: klappeij (Susteren), klatswijf: klàtsjwīēf (Susteren) een vrouw die graag kwaad spreekt [kwadetong, vuiletong, kommeer, blameer, klapei] [N 85 (1981)] || klappei [SGV (1914)] III-1-4
kwaadspreker kwaadspreker: kwoadsjprèker (Susteren) kwaadspreker [SGV (1914)] III-1-4
kwaal kwaal: kwaol (Susteren, ... ), kwò:əl (Susteren) kwaal [DC 02 (1932)] || Kwaal: langdurige of telkens terugkerende ziekte (kwaal, klets, muik). [N 84 (1981)] III-1-2
kwajongen (kaartspel) kwajongen: kwaajonge (Susteren) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
kwajongensstreek bagatel (<fr.): Van Dale: bagatel (&lt;Fr.), zaak van geen betekenis, kleinigheid.  bàgətèl (Susteren) min of meer onschuldige kindergrap [bate(n), bake(n)] [N 90 (1982)] III-3-1
kwaken kwaken: ideosyncr.  kwake (Susteren), WBD/WLD  kwààkə (Susteren) Hoe noemt u een kwakend geluid maken, gezegd van kikkers (kwaken) [N 83 (1981)] III-4-2
kwakzalver kwakzalver: kwaksalver (Susteren), kwàkzàlvər (Susteren) Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (charlatan, plak, polak, kwakkelaar, waterziender, pisdokter, kwakzalver). [N 84 (1981)] III-1-2
kwanselen kwanselen: kwànsələ (Susteren) voortdurend zijn goederen ruilen of verkopen [kwanselen] [N 89 (1982)] III-3-1
kwart el, maat van 17 cm vierdel: veerdəl (Susteren), veirel (Susteren) de maat die een lengte aangeeftt van 17 cm, 1/4 deel van een el [kwaart, vierndeel, ferrel, verrel] [N 91 (1982)] III-4-4