e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
loenje bekriem: bɛkrēm (Susteren) Dubbele band die aan weerszijden van het bit vastgemaakt is, maar slechts tot achter de nek van het paard reikt (cf. definitie van lemma Teugel). Achter aan deze riem is het kordeel vastgemaakt. [JG 1b; N 13, 31] I-10
loeren loeren: loere (Susteren) kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)] III-1-1
lof lof: ət loͅf (Susteren) het lof [RND] III-3-3
long long: lŏng (Susteren), lŏnge (Susteren), lung (Susteren) long [SGV (1914)] || long, longen [loos, leus] [N 10a (1961)] || longen [SGV (1914)] III-1-1
longen longen: loŋǝ (Susteren) De longen of de long van het grootvee in het algemeen. [N 28, 88b] I-11
lood, maat van 10 gram lood: (koffie).  loawt (Susteren) de maat die een gewicht aangeeft van 10 gram [lood] [N 91 (1982)] III-4-4
loof blader: blajer (Susteren), loof: WBD/WLD  lawf (Susteren), lover: louver (Susteren), ideosyncr.  louver (Susteren) bladeren [SGV (1914)] || De bladeren van een boom samen (loof, lover). [N 82 (1981)] || loof [SGV (1914)] III-4-3
loof van de bieten afplukken bladeren: blāi̯ǝrǝ (Susteren) Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.] I-5
looi looi: lōǝj (Susteren) Looistof. Fijngemalen eikebast of run waarmee men leer bewerkt. [S; L 1a-m] II-10
looien looien: lōǝjǝ (Susteren) Het bereiden van leer. Dierehuiden die bepaalde voorbereidingen hebben ondergaan worden met bepaalde samentrekkende stoffen zo behandeld dat zij tot leer worden. [S; L 1a-m; monogr.] II-10