20167 |
niet zindelijk |
niet droog:
neet drûuch (L432p Susteren),
nog niet proper:
nog neet praoper (L432p Susteren)
|
onzindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften niet beheersend; onzindelijk, gezegd van kinderen [N 86 (1981)]
III-2-2
|
18921 |
nietsnut |
niksnut:
niksnut (L432p Susteren),
nutterd:
nöttert (L432p Susteren),
vuilik:
vōēlik (L432p Susteren)
|
een persoon die tot niets deugt [leep, nietsnut, nietsnutter, nietsnutterik] [N 85 (1981)] || iemand die niets doet [druil, plod, patrak, loefer] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25172 |
nieuwe maan |
duistere maan:
duustere moan (L432p Susteren),
jong licht:
jónk leeg (L432p Susteren),
nieuw licht:
nūū leech (L432p Susteren)
|
maan [donkere ~] [SGV (1914)] || schijngestalte van de maan: nieuwe maan [donkere maan] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19052 |
nieuws |
nieuws:
nūūts (L432p Susteren, ...
L432p Susteren),
nŭŭjs (L432p Susteren)
|
een bericht over iets dat nog onbekend was [nets, nieuws] [N 85 (1981)] || nieuws [SGV (1914)]
III-3-1
|
19010 |
nieuwsgierig |
nieuwsgierig:
nūūsjerig (L432p Susteren)
|
nieuwsgierig [SGV (1914)]
III-1-4
|
17724 |
nieuwsgierig kijken |
spitsmuilen:
spitsmoele (L432p Susteren)
|
kijken: nieuwsgierig kijken [blieke, spitsmoele] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19177 |
nieuwsgierigaard |
gaaplepel:
gààpléépəl (L432p Susteren),
gaperd:
gāpent (L432p Susteren)
|
iemand die alles nieuwsgierig bekijkt [gaper] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18020 |
niezen |
niesten:
neeste (L432p Susteren, ...
L432p Susteren)
|
niezen [niese, nieste] [N 10a (1961)] || niezen, proesten [SGV (1914)]
III-1-2
|
20752 |
niknak |
niknak:
niknak (L432p Susteren)
|
koekjes in de vorm van dierenfiguurtjes die geplaatst kunnen worden in bijbehorende ringetjes
III-2-3
|
21401 |
niks waard |
niks waard:
wêrd (L432p Susteren)
|
waard (dat is niets ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|