e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ooievaar ooievaar: ooievaar (Susteren) ooievaar [SGV (1914)] III-4-1
oom nonk: nŏnk (Susteren) oom [SGV (1914)] III-2-2
oor oor: oar (Susteren), u.ərə (Susteren), óàr (Susteren) oor [DC 01 (1931)] || oren [RND] III-1-1
oordelen oordelen: aordèjlə (Susteren) door redeneren tot een gevolgtrekking komen, oordelen [schikken] [N 85 (1981)] III-1-4
oorknop knopje: knupkə (Susteren), speldje: sjpeltje (Susteren) sieraad min of meer in de vorm van een knop die men aan elk oor draagt [knop, oorknop, dormeuse] [N 86 (1981)] III-1-3
oorlel oorlel: oarlel (Susteren) oorlel [DC 01 (1931)] III-1-1
oorlog oorlog: oorlog (Susteren), oorlòch (Susteren) de strijd tusseen twee of meer volken, vorsten of staten [oorlog, krijg] [N 90 (1982)] III-3-1
oorring oorbel: oarbel (Susteren), ôerbèl (Susteren) zilveren of gouden ring die in elk van beide oren gedragen wordt [oorbel, bel, slinger] [N 86 (1981)] III-1-3
oorveeg oorveeg: aáërvieg (Susteren), ooervieg (Susteren, ... ), ôêrvééch (Susteren) muilpeer, slag op de kaak [SGV (1914)] || Oorveeg: slag om de oren (raps, oorveeg, opneuker, mot, blamot, appelvlink, sabelets, pees, lap, draai, laps, klap, lek, konkel, fleer, hababbel). [N 84 (1981)] III-1-2
op bedevaart gaan een bedeweg maken: ene bèwéégmake (Susteren) Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)] III-3-3