18157 |
betten van een wonde |
baden:
bèjə (L432p Susteren),
lessen:
lésje (L432p Susteren)
|
lessen: Een wonde betten (lessen, betten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22421 |
beugelen |
beugelen:
b"gələ (L432p Susteren)
|
Het balspel waarbij een bal door een ijzeren ring, beugel geslagen moet worden [beugelen, klossen, kolven]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22422 |
beugelring |
beugel:
b"gəl (L432p Susteren)
|
De ijzeren ring van de beugelbaan [beugel, poort, ring]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24561 |
beuk |
beukenboom:
beukeboum (L432p Susteren)
|
beuk [SGV (1914)]
III-4-3
|
20786 |
beurs, overrijp |
murg:
mörg (L432p Susteren)
|
zacht, overrijp fruit
III-2-3
|
20180 |
bevallen |
bevallen:
bevalle (L432p Susteren),
bəvàllə (L432p Susteren),
een kind krijgen:
ein kēndj kriege (L432p Susteren)
|
Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 84 (1981)] || levenslicht [een kind het ~ schenken] [SGV (1914)]
III-2-2
|
19259 |
bevel |
bevel:
bevel (L432p Susteren, ...
L432p Susteren,
L432p Susteren,
L432p Susteren),
bəvèl (L432p Susteren, ...
L432p Susteren)
|
bevel [SGV (1914)] || een opdracht waaraan gehoorzaamd moet worden [bevel, beveel, last, orden] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
19258 |
bevelen |
bevelen:
bevéle (L432p Susteren, ...
L432p Susteren),
bəvéélə (L432p Susteren, ...
L432p Susteren)
|
iemand nadrukkelijk of met gezag opdragen iets te doen [heten, hieten, ordenen, bestellen, bevelen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
24545 |
bevertjes |
rijerhandje:
of kruidjeroermeniet*
riejerhendjes (L432p Susteren)
|
trilgras
III-4-3
|
33361 |
bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal |
voerhok:
vōrhǫk (L432p Susteren)
|
De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c]
I-6
|