33717 |
penwortel van een den |
pinwortel:
penwortǝl (L432p Susteren)
|
De penvormige wortel van een dennenboom. [N 27, 9b]
I-8
|
20842 |
peper |
peper:
paeper (L432p Susteren)
|
peper
III-2-3
|
21124 |
peperkoekfiguur |
peperkoekenmannetje:
paeperkokemenke (L432p Susteren)
|
peperkoek in de vorm van een mannetjesfiguur
III-2-3
|
22446 |
periode van de ijsheiligen |
kruisdagen:
kry(3)̄tsdāx (L432p Susteren)
|
De periode van de ijsheiligen, 11-14 mei; op deze dagen kan het zeer koud zijn. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17911 |
persen |
persen:
pêsje (L432p Susteren)
|
persen [SGV (1914)]
III-1-2
|
19229 |
persoon met een lastig karakter |
niksnut:
Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend
niksnut (L432p Susteren)
|
een lastig moeilijk karakter hebbend [niepoter, nietprut, kummelij] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33566 |
perzik |
pche (fr.):
pees (L432p Susteren)
|
perzik [SGV (1914)]
I-7
|
19139 |
pesterij |
temptatie:
tèmptààsie (L432p Susteren)
|
het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18627 |
pet met opstaand bovenstuk |
zijden pats:
zieje patsj (L432p Susteren)
|
pet met opstaand cylindervormig bovenstuk in het algemeen {afb} [zeje pet] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18281 |
pet: algemeen |
pats:
patsj (L432p Susteren, ...
L432p Susteren)
|
pet [SGV (1914)] || pet, hoofddeksel met een klep [kips, patsj, klak, koetsj, paaj, flet, kap, klep, muts, luif] [N 25 (1964)]
III-1-3
|