e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
proberen proberen: probere (Susteren), prəbeerə (Susteren) een proef nemen met of van [proberen, verzoeken, bezien] [N 85 (1981)] III-1-4
proces proces (<lat.): proces (Susteren), prósès (Susteren) de zitting van een rechterlijk college waarin een overtreding of misdrijf onderzocht wordt, en waarin een uitspraak gedaan wordt [kwerel, audiëntie, proces, ordenantie] [N 90 (1982)] III-3-1
proces-verbaal proces-verbaal: procesverbaal (Susteren), verbaal (<fr.): vərbààl (Susteren) het geschreven woordelijke verslag van de toedracht van een overtreding [proces-verbaal, daas, nummer] [N 90 (1982)] III-3-1
processie processie (<lat.): percessie (Susteren) processie [SGV (1914)] III-3-3
proeven proeven: preuve (Susteren, ... ) proeven [SGV (1914)], [SGV (1914)] || proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)] || proeven; Hoe noemt U: Een kleine hoeveelheid voedsel of drank in de mond nemen om te onderzoeken hoe het smaakt (keuren, proeven) [N 80 (1980)] III-1-1, III-2-3
profielbalken d.i.n.-balken: denbɛlǝk (Susteren) IJzeren profielijzers, vaak met I-vormige doorsnede, die worden gebruikt bij het vervaardigen van een troggewelf. Zie ook afb. 33. D.i.n. in het woordtype 'd.i.n.-balken' is een afkorting van ø̄deutsche Industrienormø̄. [N 32, 20b; monogr.] II-9
profielen profielen: provilǝ (Susteren) Gladde, rechte houten balkjes met een lengte van ongeveer 1,80 cm en een doorsnede van 7,5 x 7,5 cm, die verticaal op de hoeken van het metselwerk worden geplaatst. Zij worden gebruikt om het loodrecht opmetselen van de muren te bevorderen. Zie ook afb. 28. [N 31, 7a; monogr.] II-9
profiteren profiteren: profitere (Susteren), prófĭĕteerə (Susteren) een goed, nuttig gebruik maken, voordeel trekken van een gelegenheid [blaaien, profiteren, luizen] [N 85 (1981)] III-1-4
pronken groot (bn.): grāōt (Susteren), opschepperig (bn.): opsjöperich (Susteren), pronken: bronke (Susteren), brŏnke (Susteren), próngkə (Susteren) in het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [pronken, prijken, spiegelen, pralen] [N 86 (1981)] || prijken [SGV (1914)] || pronken [SGV (1914)] III-1-3
pronkveer op een hoed veer: vér op ten hood (Susteren) pronkveer op een hoed [N 25 (1964)] III-1-3