18927 |
proberen |
proberen:
probere (L432p Susteren),
prəbeerə (L432p Susteren)
|
een proef nemen met of van [proberen, verzoeken, bezien] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21722 |
proces |
proces (<lat.):
proces (L432p Susteren),
prósès (L432p Susteren)
|
de zitting van een rechterlijk college waarin een overtreding of misdrijf onderzocht wordt, en waarin een uitspraak gedaan wordt [kwerel, audiëntie, proces, ordenantie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21515 |
proces-verbaal |
proces-verbaal:
procesverbaal (L432p Susteren),
verbaal (<fr.):
vərbààl (L432p Susteren)
|
het geschreven woordelijke verslag van de toedracht van een overtreding [proces-verbaal, daas, nummer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23243 |
processie |
processie (<lat.):
percessie (L432p Susteren)
|
processie [SGV (1914)]
III-3-3
|
17742 |
proeven |
proeven:
preuve (L432p Susteren, ...
L432p Susteren,
L432p Susteren,
L432p Susteren,
L432p Susteren)
|
proeven [SGV (1914)], [SGV (1914)] || proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)] || proeven; Hoe noemt U: Een kleine hoeveelheid voedsel of drank in de mond nemen om te onderzoeken hoe het smaakt (keuren, proeven) [N 80 (1980)]
III-1-1, III-2-3
|
30124 |
profielbalken |
d.i.n.-balken:
denbɛlǝk (L432p Susteren)
|
IJzeren profielijzers, vaak met I-vormige doorsnede, die worden gebruikt bij het vervaardigen van een troggewelf. Zie ook afb. 33. D.i.n. in het woordtype 'd.i.n.-balken' is een afkorting van ø̄deutsche Industrienormø̄. [N 32, 20b; monogr.]
II-9
|
30065 |
profielen |
profielen:
provilǝ (L432p Susteren)
|
Gladde, rechte houten balkjes met een lengte van ongeveer 1,80 cm en een doorsnede van 7,5 x 7,5 cm, die verticaal op de hoeken van het metselwerk worden geplaatst. Zij worden gebruikt om het loodrecht opmetselen van de muren te bevorderen. Zie ook afb. 28. [N 31, 7a; monogr.]
II-9
|
19272 |
profiteren |
profiteren:
profitere (L432p Susteren),
prófĭĕteerə (L432p Susteren)
|
een goed, nuttig gebruik maken, voordeel trekken van een gelegenheid [blaaien, profiteren, luizen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18221 |
pronken |
groot (bn.):
grāōt (L432p Susteren),
opschepperig (bn.):
opsjöperich (L432p Susteren),
pronken:
bronke (L432p Susteren),
brŏnke (L432p Susteren),
próngkə (L432p Susteren)
|
in het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [pronken, prijken, spiegelen, pralen] [N 86 (1981)] || prijken [SGV (1914)] || pronken [SGV (1914)]
III-1-3
|
18190 |
pronkveer op een hoed |
veer:
vér op ten hood (L432p Susteren)
|
pronkveer op een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|