e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ruw, ruig ruw: roew (Susteren, ... ) ruig [SGV (1914)] || ruw [SGV (1914)] III-4-4
ruwe stenen bakstenen: bakštęjn (Susteren), zonnebakkers: zǫnǝbɛkǝrs (Susteren) In de zon gedroogde, maar nog niet gebakken stenen. In de zon gedroogde stenen werden soms gebruikt voor binnenmuren. Voorwaarde was dat ze niet met water in aanraking kwamen. Volgens de invuller uit Q 83 waren de stenen voldoende gedroogd, wanneer zij wit uitsloegen. Men zei dan: de stenen zijn wit (d\ stēn zen wet). [N 30, 53c; N 98, 107; N 98, 164; monogr.; S 37 add.; N 31, 14 add.] II-8
ruzie ruzie: rŭŭzĭĕ (Susteren) een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)] III-3-1
ruzie maken taggen: taGGə (Susteren) ruzie maken [kakelen, puken] [N 85 (1981)] III-3-1
sabbelen zoebelen: subbele (Susteren) sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)] III-2-3
samenspannen heulen: heule (Susteren), samenspannen: sààməsjpannə (Susteren) samenspannen met iemand [heulen, houden] [N 90 (1982)] III-3-1
sap in planten sap: ideosyncr.  saap (Susteren), WBD/WLD zeer lang  sààp (Susteren) Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)] III-4-3
sap van een vrucht sap: ideosyncr.  saap (Susteren), WBD/WLD  sááp (Susteren), WBD/WLD zeer lang  sààp (Susteren) Het sap van een vrucht (sap, tocht). [N 82 (1981)] || Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)] I-7
saus saus: saows (Susteren) saus [RND] III-2-3
savooiekool savooiekool: savööije koawl (Susteren), ideosyncr.  sevawjekāwl (Susteren), savooiemoes: savoaje möös (Susteren), sevoaje moos (Susteren), savooienplant: savööije planjte (Susteren), savooikool: WBD/WLD a-achtige naslag  səvôejkuel (Susteren) [N Q (1966)]De witgele sluitkool met gekrulde bladeren; savooikool, die zeer dicht geplant wordt en zonder vaste krop geoogst (schelk). [N 82 (1981)] || savooie kool als gerecht [N Q (1966)] I-7, III-2-3