e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slot slot: šlǭt (Susteren) Toestel dat als sluiting op deuren wordt aangebracht, waarbij door middel van een sleutel een schoot of tong wordt uitgeschoven die in een gat in de stijl van het kozijn valt. [N 54, 94b; L 6, 73a; S 33; monogr.] II-9
sluik haar pinhaar: pinhoar (Susteren) recht, sluik haar [N 10 (1961)] III-1-1
sluimeren doezelen: doezele (Susteren), sluimeren: sjloemere (Susteren) Dut: lichte of korte slaap (dut, hazeslaap, buts, slaapje, mufs, toer). [N 84 (1981)] || sluimeren [drooze, knikkebolle] [N 10 (1961)] III-1-2
sluipen sluipen: sjloepe (Susteren), sjlōēpə (Susteren) Sluipen: zich in alle stilte voortbewegen zodat niemand het merkt (sluipen, kruipen, slippen, gluipen). [N 84 (1981)] III-1-2
sluis sluis: sjloes (Susteren), sjlōēs (Susteren) de inrichting waardoor twee wateren naar believen gescheiden of met elkaar in verbinding gebracht kunnen worden (sluis, erk, sas) [N 90 (1982)] III-3-1
sluisdeur sluisdeur: sjlōēsdeur (Susteren) het ophijsbare deel van een sluis (schoft) [N 90 (1982)] III-3-1
sluismeester sluismeester: sjloesmeister (Susteren), sluiswachter: sjlōēswèchtər (Susteren) de persoon die belast is met het toezicht op en het gebruik van een sluis, vooral van schutsluizen (sasmeester, sluismeester, sasser, sassenier) [N 90 (1982)] III-3-1
sluiten (van grond) hel maken: hél moke (Susteren), vervloeren: vərvlōērə (Susteren) hard worden, gezegd van aarde [vervloeren, sluiten] [N 81 (1980)] III-4-4
sluiting aan de ovendeur schoude: šǫw (Susteren) Getuige de opgaven komen er verschillende manieren van sluiten voor variërend van heel eenvoudige tot meer technische. Volgens de informant van P 56 wordt er daar simpelweg een stok tegen de ovendeur geplaatst. Volgens de zegspersoon uit L 372 gebeurt dit sluiten met een (kløpǝl) door de boer, terwijl de bakker gebruik maakt van een (sxǫw). [N 29, 2c; N 29, 2a; N 29, 2b] II-1
sluitriem sluitingspin: šlūteŋspen (Susteren) Riempje waarmee de delen van het haamslot op hun plaats gehouden worden. [JG 1a; N 36, 13] I-10