20168 |
sluitspeld |
knipspang:
knipsjpanj (L432p Susteren),
knipsjpàng (L432p Susteren)
|
sluitspeld; speld waarvan de punt wordt vastgezet in een dopje of haakje zodat men zich daaraan niet kan bezeren, voor de luier [toespeld, knipspeld, bakelspeld] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
33459 |
sluitstang boven aan een poortvleugel |
schoude:
šau̯ (L432p Susteren)
|
Een poortvleugel kan aan de bovenzijde gesloten worden door een korte metalen stang omhoog te duwen in een gat in het kozijn. De stang heeft aan de onderzijde vaak een handvat dat met de stang gedraaid kan worden achter een pin of in een gleuf om te voorkomen dat de stang zakt. Meestal wordt slechts één van de beide poortvleugels zo gesloten. [N 4A, 47b]
I-6
|
30116 |
sluitsteen |
sluitsteen:
šlūtštęjn (L432p Susteren)
|
De steen die als laatste in het midden van de segmentboog wordt geplaatst. [N 32, 19d; monogr.]
II-9
|
20491 |
slurpen |
slurpen:
sjlaerpe (L432p Susteren),
sjlurpe (L432p Susteren),
sjlörpə (L432p Susteren)
|
slorpen [SGV (1914)] || slurpen; Hoe noemt U: Drank of vloeibaar voedsel hoorbaar opzuigen (slorpen, slurpen, slierpen, lerpen, lerwen, zabberen, slobberen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19364 |
sluwe persoon |
gluiperd:
glūūpərt (L432p Susteren)
|
een vindingrijk persoon maar in ongunstige zin [kuilotter] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17741 |
smaak |
smaak:
schmaak (L432p Susteren, ...
L432p Susteren)
|
smaak: het spek heeft een ranzige smaak [N 10 (1961)] || smaak: mijn smaak is bedorven door die rotte appel [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20601 |
smaken |
smaken:
sjmake (L432p Susteren)
|
smaken [SGV (1914)]
III-2-3
|
20490 |
smakken |
matsen:
matsjə (L432p Susteren),
metsen:
metsje (L432p Susteren),
smetsen:
smetsche (L432p Susteren)
|
smakken || smakken; Hoe noemt U: Hoorbaar eten, een klappend geluid maken met de lippen of de tong bij het eten (smakken, smekken, smiksen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19358 |
smalen |
schampen:
sjampe (L432p Susteren),
smalen:
sjmale (L432p Susteren, ...
L432p Susteren),
sneren:
sjneerə (L432p Susteren),
snoeven:
sjnōēvə (L432p Susteren, ...
L432p Susteren)
|
met geringschatting spreken, zich vernederend uitlaten [smalen, kabatsen] [N 85 (1981)] || op minachtende of geringschattende wijze spotten [schamper, amper, scherp, grimachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
22425 |
smalle afgesloten ruimte voor het boogschieten |
baan:
bān (L432p Susteren)
|
De smalle ruimte met schotten voor het boogschieten [doel]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|