e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spoken spoken: sjpēūk (Susteren) spoken (mv.) [SGV (1914)] III-3-3
spoken (ww.) spoken: sjpooeke (Susteren) spoken (ww.) [SGV (1914)] III-3-3
spook spook: sjpooek (Susteren) spook [SGV (1914)] III-3-3
spoorweg ijzerenweg: iezerewég (Susteren), spoor: sjpaor (Susteren) een weg met rails waarover men wagens die mechanisch voortbewogen worden, laat lopen voor het vervoer van personen en goederen [spoorweg, route, ijzerenweg] [N 90 (1982)] III-3-1
spoorwiel kroonwiel: kroonwiel (Susteren), spoorrad: špōrrāt (Susteren), spoorwiel: spoorwiel (Susteren) Het kamrad onder aan de koning dat in de rondsels of bonkelaars van de staakijzers grijpt; de kammen staan ofwel loodrecht op de wielschijf of in het verlengde ervan. Zie ook afb. 59, 63 en 64.26. In l 381b bevindt het spoorwiel zich op de steenzolder van de molen. [N O, 50i; N O, 50j; A 42A, 104, Sche 41] II-3
spoorwiel van de rosmolen kamrad: kamprǭt (Susteren) Het kamrad aan de grote staande as van de rosmolen. Het spoorwiel drijft het rondsel aan dat op het staakijzer van de stenen is gemonteerd. [N D, 26] II-3
sporen van de haan hanensporen: hānǝšpø̜̄r (Susteren), hānǝšpǭrǝ (Susteren) Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.] I-12
spotnaam voor hoge hoed hondskooi: hónjskowj (Susteren), klakkerd: klakkert (Susteren) hoed, hoge ~: spotbemaningen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)] III-2-2
spotten spotten: sjpotte (Susteren, ... ), sjpòttə (Susteren, ... ), sjpótte (Susteren) de spot drijven met [spotten, spreeuwen, truten, zwanzen] [N 85 (1981)] || spotten [SGV (1914)] || zich met belachelijk makende of oneerbiedige scherts [grappen] uiten [spreeuwen, spotten, truten, zwanzen, lollen, leuren] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
spouw spouw: špǫw (Susteren) De luchtruimte tussen de beide delen van een spouwmuur. [N 31, 35d; monogr.] II-9