23327 |
spoken |
spoken:
sjpēūk (L432p Susteren)
|
spoken (mv.) [SGV (1914)]
III-3-3
|
23328 |
spoken (ww.) |
spoken:
sjpooeke (L432p Susteren)
|
spoken (ww.) [SGV (1914)]
III-3-3
|
23329 |
spook |
spook:
sjpooek (L432p Susteren)
|
spook [SGV (1914)]
III-3-3
|
21160 |
spoorweg |
ijzerenweg:
iezerewég (L432p Susteren),
spoor:
sjpaor (L432p Susteren)
|
een weg met rails waarover men wagens die mechanisch voortbewogen worden, laat lopen voor het vervoer van personen en goederen [spoorweg, route, ijzerenweg] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
26307 |
spoorwiel |
kroonwiel:
kroonwiel (L432p Susteren),
spoorrad:
špōrrāt (L432p Susteren),
spoorwiel:
spoorwiel (L432p Susteren)
|
Het kamrad onder aan de koning dat in de rondsels of bonkelaars van de staakijzers grijpt; de kammen staan ofwel loodrecht op de wielschijf of in het verlengde ervan. Zie ook afb. 59, 63 en 64.26. In l 381b bevindt het spoorwiel zich op de steenzolder van de molen. [N O, 50i; N O, 50j; A 42A, 104, Sche 41]
II-3
|
26672 |
spoorwiel van de rosmolen |
kamrad:
kamprǭt (L432p Susteren)
|
Het kamrad aan de grote staande as van de rosmolen. Het spoorwiel drijft het rondsel aan dat op het staakijzer van de stenen is gemonteerd. [N D, 26]
II-3
|
34483 |
sporen van de haan |
hanensporen:
hānǝšpø̜̄r (L432p Susteren),
hānǝšpǭrǝ (L432p Susteren)
|
Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.]
I-12
|
20449 |
spotnaam voor hoge hoed |
hondskooi:
hónjskowj (L432p Susteren),
klakkerd:
klakkert (L432p Susteren)
|
hoed, hoge ~: spotbemaningen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
19359 |
spotten |
spotten:
sjpotte (L432p Susteren, ...
L432p Susteren),
sjpòttə (L432p Susteren, ...
L432p Susteren),
sjpótte (L432p Susteren)
|
de spot drijven met [spotten, spreeuwen, truten, zwanzen] [N 85 (1981)] || spotten [SGV (1914)] || zich met belachelijk makende of oneerbiedige scherts [grappen] uiten [spreeuwen, spotten, truten, zwanzen, lollen, leuren] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
30098 |
spouw |
spouw:
špǫw (L432p Susteren)
|
De luchtruimte tussen de beide delen van een spouwmuur. [N 31, 35d; monogr.]
II-9
|